45
2e afd.
29 april 1970
overstaan van het gezag dat bevoegd is tot oplegging van de straf of
ten overstaan van een door dat gezag aangewezen vertegenwoordiger.
De ambtenaar kan zich bij deze verantwoording door een raadsman
doen bijstaan. De verantwoording vindt niet eerder dan 6 maai 24 uur
en niet later dan 12 maal 24 uur plaats. Op verzoek van de ambtenaar
kan van deze termijn worden afgeweken.
2. Geschiedt de verantwoording mondeling, dan wordt daarvan binnen
36 uur proces-verbaal opgemaakt, dat na voorlezing wordt getekend
door hem te wiens overstaan de verantwoording plaats heeft en door
de ambtenaar. Weigert de ambtenaar de ondertekening, dan wordt
daarvan in het proces-verbaal, zo mogelijk met vermelding der redenen,
melding gemaakt. Een afschrift van het proces-verbaal wordt de
ambtenaar uitgereikt.
3. Indien de ambtenaar zulks verlangt worden hij en zijn raadsman in de
gelegenheid gesteld kennis te nemen van de ambtelijke rapporten of
andere bescheiden welke op de hem ten laste gelegde feiten betrekking
hebben.
Artikel G 4
Van het besluit tot strafoplegging, dat met redenen moet zijn omkleed,
wordt onverwijld aan de ambtenaar tegen ontvangstbewijs een afschrift
verstrekt. Daarbij wordt tevens medegedeeld binnen welke termijn en bij
welk orgaan beroep openstaat.
Artikel G 5
De straf, behalve die van schrifteiijke berisping, wordt niet ten uitvoer
gelegd zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij bij de straf-
oplegging onmiddellijke tenuitvoerlegging is bevolen.
HOOFDSTUK H SCHORSING EN ONTSLAG
Artikel H1
1. Onverminderd het bepaalde in artikel G 2 kan de ambtenaar door
burgemeester en wethouders worden geschorst:
a. wanneer hem het voornemen tot bestraffing met onvoorwaardelijk
ontslag is te kennen gegeven of hem van de oplegging van deze
straf mededeling is gedaan;
b. wanneer tegen hem volgens de terzake geldende bepalingen van
het Wetboek van Strafvordering een bevel tot inverzekeringstelling
of voorlopige hechtenis wordt ten uitvoer gelegd;
c. wanneer tegen hem een strafrechtelijke vervolging wegens misdrijf
wordt ingesteld;
d. in andere gevallen waarin schorsing wordt gevorderd door het be-
lang van de dienst.
2. Het schorsingsbesluit bevat in ieder geval:
a. een aanduiding van het tijdstip waarop de schorsing ingaat;
b. een nauwkeurige aanduiding van de in lid 1 bedoelde omstandigheid
of omstandigheden welke tot de schorsing aanleiding heeft of heb-
ben gegeven;
c. een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de duur der schorsing.
Artikel H2
1. Tijdens de schorsing ingevolge artikel H 1, lid 1 onder b of c, kan de
bezoldiging voor een derde gedeelte worden ingehouden; na verloop