48
2e afd.
29 april 1970
3.
tijdvak van drie maanden, voor zover nodig aangevuld, zodanig dat de
som van beide bedragen gelijk is aan het bedrag, bedoeld jn lid 1.
Indien de overledene geen betrekkingen bedoeld in lid 1 nalaat, kan het
bedrag van de uitkering geheel of ten dele worden aangewend voor
betaling van de kosten van de laatste ziekte of van de lijkbezorging
als de nalatenschap van de overledene daartoe ontoereikend is.
1.
2.
4.
PARAGRAAF 3.
KORTE UITKERING
Bedrag en duur
Artikel 11
Aan de belanghebbende die niet voldoet aan het ter zäke van de dienst-
tijd bepaalde in artikel 4, lid 1, wordt gedurende 130 dagen, te be-
ginnen met de dag van het ontslag, een uitkering toegekend.
Het bepaalde in lid 1 is slechts van toepassing indien de belanghebben-
de in de aan de dag van het ontslag voorafgaande periode van een
jaar gedurende ten minste 65 dagen, dan wel in de laatste aan de dag
van het ontslag voorafgaande zes weken ten minste dertig dagen in
loondienst werkzaam is geweest of zonder te werken loon heeft ont-
vangen.
3. Indien het ontslag van de belanghebbende ingaat binnen een jaar na
een periode waarin hij wegens ziekte of militaire dienst verhinderd
was in loondienst werkzaam te zijn wordt het tijdvak van een jaar,
bedoeld in lid 2, verlengd met de duur van evengenoemde verhindering.
Het bedrag van de uitkering bedoeld in lid 1 is gelijk aan 80 van de
bezoldiging.
Opschorting bij einde werkloosheid
Artikel 12
1. De uitbetaling van de uitkering bedoeld in artikel 11 wordt opgeschort
met ingang van de dag waarop de werkloosheid eindigt en wordt
telkens bij opnieuw intredende onvrijwillige werkloosheid hervat.
2. De uitkering eindigt in ieder geval op de dag, liggende een jaar na de
in artikel 11, lid 1, bedoelde dag van het ontslag.
PARAGRAAF 4. UITKERING BIJ ZIEKTE
Bedrag en duur
Artikel 13
1. Indien de belanghebbende binnen de termijn waarover hij aanspraak
heeft op een van de uitkeringen bedoeld in de artikelen 4 en 11, dan
wel uiterlijk een maand na afloop van die termijn wegens ziekte ver-
hinderd is arbeid te verrichten, wordt hem telkens met ingang van de
vierde dag van die verhindering een uitkering toegekend van 80 van
zijn bezoldiging.
2. De in lid 1 bedoelde uitkering eindigt zodra de belanghebbende deze
over te zamen 260 dagen heeft genoten. De bepalingen van hoofdstuk
E van het Algemeen Ambtenarenreglement zijn voor zoveel mogelijk
van overeenkomstige toepassing.
Samenloop met artikelen 4 en 11
Artikel 14
Zolang de belanghebbende de uitkering geniet, bedoeld in artikel 13, lid
1, wordt met ingang van de dag waarop de verhindering wegens ziekte