49
I
2e afd.
29 april 1970
Artikel 5
1. De salaris-anciënniteit van een volwassen ambtenaar, die een functie
bekleedt, voorkomende in een der bijlagen A en C van deze verorde-
ning, wordt zodanig bepaald, dat de aanspraak op verhoging van
salaris overeenkomstig de bij zijn functie behorende salarisschaal wordt
verkregen op 1 januari.
2. Het salaris van een niet-volwassen ambtenaar, als bedoeld in het eerste
lid, wordt vastgesteld op het minimum-bedrag der bij zijn functie be-
horende salarisschaal, verminderd met een bedrag, geiijk aan de eerste
jaariijkse verhoging, voor elk jaar, dat hij jonger is dan 21 jaar met
dien verstande, dat aanspraak op verhoging van salaris ontstaat op
1 januari van het jaar, waarin een hogere leeftijd wordt bereikt.
3. Ingeval van bevordering zal een ambtenaar als bedoeld in het eerste
lid niet in een minder gunstige toestand mogen komen dan hij ver-
keerde in de functie v66r de bevordering en zal zijn wedde in de nieuwe
functie te allen tijde uitgaan boven de wedde, welke de ambtenaar in
de verlaten functie zou hebben genoten.
Artikel 6
Burgemeester en wethouders kunnen op grond van niet-volledige werk-
tijd het salaris vaststellen op een lager bedrag dan ingevolge de bepalin-
gen van deze verordening voor de ambtenaar zou geiden.
Artikel 7
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij meer dan gewone be-
kwaamheid, geschiktheid en dienstijver extra salaris-anciënniteit toe te
kennen.
Artikel 8
Met ingang van de eerste dag der maand, waarin hij de 62-jarige leef-
tijd bereikt, wordt aan de ambtenaar het maximum van het aan zijn
functie verbonden salaris toegekend.
Artikel 9
1. Aan de ambtenaar, aan wie naar het oordeel van burgemeester en wet-
houders zodanige eisen gesteld worden, dat zijn positie of taak een brj-
zonder karakter draagt of die naar het oordeel van burgemeester en
wethouders bijzondere persoonlijke eigenschappen bezit, welke voor de
vervulling van zijn betrekking van belang zijn, wordt door hen een
vaste of tijdelijke toelage verleend.
2. Voorts wordt een vaste of tijdelijke toelage toegekend in andere, naar
het oordeel van burgemeester en wethouders, bijzondere gevallen.
3. Een vaste of tijdelijke toelage kan worden ingetrokken, indien de rede-
nen, op grond waarvan de toelage is toegekend, niet meer aanwezig
zijn.
4. Een vaste of tijdelijke toelage kan niet meer bedragen dan 20 van
het salaris.
Artikel 10
1. Wanneer het salaris van een ambtenaar, die de leeftijd van 24 jaren
heeft bereikt, en die werkzaam is in een functie met een volledige
dagtaak, minder bedraagt dan het in artikel 20a van het Bezoldigings-
besluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948 genoemde bedrag, wordt hem
door burgemeester en wethouders een vaste toelage toegekend, gelijk
aan het verschil.