86
4e afd.
25 juni 1970
de gronden, of in verband met de uitoefening van het bos-
bedrijf, en een en ander bovendien niet betreft afgedankte of
aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen,
stoffen of produkten; of
voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf, indien en
voorzover deze uitoefening reeds plaats vond op het tijdstip
van inv/erkingtreding van dit besluit en een en ander boven-
dien betreft niet-afgedankte landbouwvruchten en produk-
ten;
2. binnen de erven van bedrijfsgebouwen en woningen:
het opslaan of deponeren buiten de gebouwen van een of meer
aan hun gebruik onttrokken machines, voer- of vaartuigen, als-
mede het opslaan van gerede of onklare machines, voer- of
vaartuigen, dan wei het aanleggen of inrichten van opsiag-
plaatsen daarvoor;
d. het aanleggen of inrichten van sport-, wedstrijd- of speelterreinen,
banen, kampeer- of earavanterreinen, dagcampings, lig- of speel-
weiden, zwemgelegenheden en baad- of speelvijvers
e. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, con-
sructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van erf-
scheidingen met een maximale hoogte van 75 cm; onder leidingen,
constructies, installaties of apparatuur worden mede begrepen re-
creatieve voorzieningen met uitzondering van eenvoudige voorzie-
ningen als een bank, afvalbak of wegwijzer; cmder leidingen, con-
structies, installaties en apparatuur worden niet begrepen voorzie-
ningen, die noodzakelijk zijn voor of verband houden met het
beheer, gericht op de instandhouding van de landschappelijke of
natuurwetenschappelijke waarde van de gronden, of noodzakelijk
zijn voor of verband houden met de uitoefening van het bosbedrijf,
dan wel de uitoefening van het agrarisch bedrijf, indien en voor-
zover deze uitoefening reeds plaats vond op het tijdstip van in-
werkingtreding van dit besluit;
f. werken of werkzaamheden ten behoeve van of verband houdend
met de oprichting of plaatsing van al dan niet aan hun bestem-
ming onttrokken - voer- of vaartuigen, arken, caravans en living-
vans voorzover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, als-
ook tenten;
g. het aanleggen of inrichten van havens of centra voor de water-
sport en het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, van
kaden of van aanlegplaatsen voor boten;
h. werken of werkzaamheden, welke wijzigingen van de waterhuis-
houding of de waterstand beogen of tengevolge hebben;
i. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas anders dan bij
wijze van verzorging, met dien verstande dat geen aanlegvergun-
ning is vereist met betrekking tot bossen en andere houtopstanden,
welke deel uitmaken van bosbouwondememingen, die als zodanig
bij het Bosschap geregistreerd staan, en met dien verstande dat
geen aanlegvergunning is vereist voor het periodiek kappen van
griendhout en ander hakhout, voorzover betreffende de normale
uitoefening van het op het tijdstip van inwerkingtreding van dit
besluit bestaande bodemgebruik;
j. het winnen van bosstrooisel of mos