186
30 juli 1970
BONDVRAAG
Hinder van bedrijven
Mevr. Gaasterland zegt dat de Industrie- en Handelsonderneming Den
Hartog een uitbreiding heeft aangekondigd met 15 motoren van tezamen
75 pk. Omwonenden hebben daar schriftelijk bezwaar tegen gemaakt Zij
hebben er in dat bezwaarschrift op gewezen, dat, toen indertijd het Äan-
nemingsbedrijf van den Putten een afzuiger van houtafval ging instal-
leren en de omwonenden daar ook bezwaar tegen maakten, burgemeester
en wethouders in een brief, dd. januari 1968, de adressanten verzekerden,
dat de werking van deze afzuiger aan de overzijde van het Kanaal niet
waarneembaar zou zijn. De ervaring van de omwonenden is echter dat
zij zich op een vliegveld wanen met startende vliegtuigen. Uren achter
elkaar moeten zij dat monotone geluid aanhoren. Spree'kster geeft het
college in overweging deze zaak degelijk te onderzoeken.
Voorts vraagt spreekster de aandacht voor het feit, dat de fima de
Jong aan de Kanaaiweg steeds zwaarder materiaal ga;it: gebruiken. 's Mor-
gens om 6 uur worden grijpers en Jacobsladders in werking gesteld,
waardoor een enorme geluidshinder ontstaat en de omwonenden worden
gewekt. Spreekster vraagt verder of de fa. de Jong grond en asfaltafval
op <äe Kanaalweg mag deponeren. Zij verzoekt het college een onderzoek
in te stellen.
De voorzitter antwoordt dat nagegaan zal worden of de vereiste ver-
gunningen zijn verleend.
Woningbouw
De heer Ensehedé heeft met belangstelling het verslag van Openbare
Werken over 1969 gelezen. Spreker wil er in het openbaar de aandacht
op vestigen dat een in dit verslag voorkomende grafiek waar spreker
altijd zeer op gesteld is een bijzonder duidelijk beeld geeft van de
actmteiten van het gemeentabestuur op het gebied van de woningbouw.
Er zijn 226 woningwetwoningen en 41 andere woningen gereed gekomen;
een totaai dat er wezen mag. Omdat er in andere jaren naar aanleiding
van deze gegevens wel eens kritiek is geuit op de geringe bouwactiviteit
meent spreker, nu het geheel anders is, dat daar ook de aandacht op
moet worden gevestigd. Dit is geen vraag maar een opmerking.
Spreker zou hier de vraag aan kunnen verbinden of deze cijfers in
1970 in dezelfde orde van grootte zullen liggen.
De voorzitter: „In 1970 niet, maar kort daama weer wel."
Koopavond
De heer Enschedé zegt dat in Heemstede, evenals elders in het land,
door velen het instellen van een koopavond wordt gewens't. In de grote
steden zijn daar verschillende reacties op geweest. Er zijn steden waar
een koopavond is ingesteld; waar het instellen van een koopavond nog in
discussie is maar ook waar de koopavond is afgewezen. Spreker zou
graag vernemen of, als een dergelijke vraag het coliege zou bereiken, het
al een standpunt heeft ingenomen en wat dan het antwoord zal zijn.
De voorzitter antwoordt dat deze vraag in het college wel eens ter
sprake is gekomen. Burgemeester en wethouders nemen het standpunt in,
dat zij oren en ogen moeten openhouden met betrekking tot wat zowel vaiî
de zijde van de winkelstand als van het publiek aan verlangens tot hen
doordringt. Die verlangens zijn zeer verschillend. Er zijn mensen die
vragen het instellen van een koopavond tegen te houden. Anderen hebben
gevraagd hoe het college tegenover het instellen van een koopavond zou