Par. 2. Bestemmingen ten behoeve van ander gebruik.
Artikel 12. Tuin.
De gronden aangewezen voor tuin mogen uitsluitend worden gebruikt
voor de aanleg van tuinen.
Op deze gronden mogen slechts erfafscheidingen worden gebouwd met
inachtneming van het bepaalde in artikel 20 van deze voorschriften.
Deze gronden mogen overigens niet worden bebouwd of door bebouwing
worden overdekt.
Artikel 13. Achtererf A.
De gronden aangewezen voor achtererf A mogen worden gebruikt voor
de aanleg van tuinen en mogen slechts worden bebouwd met:
bijgebouwen en achteruitbouwen als omschreven in de artikelen 21 en
22 van deze voorschriften;
2. andere ondergeschikte bouwwerken, verband houdende met het wonen
met inachtneming van het bepaalde in artikel 20 van deze voorschrif-
ten.
Artikel 14. Voorterrein A.
De gronden aangewezen voor voorterrein A mogen worden verhard doch
niet worden bebouwd of door bebouwing worden overdekt.
Artikel 15. Wegen en verharding.
De gronden aangewezen voor weg of verharding zijn bestemd voor de
aanleg van wegen, voetpaden en rijwielpaden.
Deze gionden mogen niet worden bebouwd of door bebouwing worden
overdekt.
Artikel 16. Parkeerplaats of -strook
De gronden aangewezen voor parkeerplaats of -strook zijn bestemd voor
de aanleg van verharde stroken voor het parkeren van voertuigen.
Deze gronden mogen niet worden bebouwd of door bebouwing worden
overdekt.
Artikel 17. Openbaar groen en berm.
De gronden aangewezen voor openbaar groen en berm zijn bestemd voor
de aanleg van plantsoenen, bermstroken en andere groenvoorzieningen en
in samenhang daarmede voor wandelpaden, kinderspeelplaatsen en par-
keerhavens.
Deze gronden mogen niet worden bebouwd of door bebouwing worden
overdekt.
Par. 3 Gebruiksbepalingen.
Artikel 18. Gebruik van gebouwen.
1. Het is verboden gebouwen, die zijn gebouwd in overeenstemming met
het door Burgemeester en wethouders uitgewerkte plan, te gebruiken
of te laten gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor de gronden
waarop de gebouwen zijn gebouwd blijkens het uitgewerkte plan zijn
bestemd;
2. Het is verboden nadat de bestemming overeenkomstig het plan is
verwezenlijkt
a. enig deel van een eengezinshuis of een meergezinshuis aan zijn be-
stemming tot woonruimte te onttrekken en te gebruiken voor doel-
einden van andere aard;