1 september 1970
226
college en dan niet in de wiskundige betekenis die daaraan door de heer
van den Briel wordt gegeven. De heer van den Briel merkte op, dat de
raad in drie groepen kan worden verdeeld, n.l. een van 6, een van 7 en
een van 8. Spreker verheugt zich er dan over lid te mogen zijn van de
grootste groep in deze raad, maar het doet wel merkwaardig aan met
alle respect voor de mede-partijen die in dit verband zijn bedoeld dat
de Prot. Chr. fractie op één hoop wordt geveegd met de Partij van de
Arbeid en D '66. Afgezien van de vraag of de fracties dat zelf willen,
meent spreker dat een dergelijke manupilatie zeker tekort zou doen aan
de wensen van de kiezers die duidelijk hebben aangegeven dat er in deze
raad 3 leden van de Partij van de Arbeid, 2 leden van D '66 en 3 leden
van de Prot. Chr. groep zitting zullen hebben en niet 8 leden van een
samengestelde groep. Dat wil spreker duidelijk naar voren brengen. Ook
om praktische redenen is het voorstel van de heer van den Briel bijzonder
moeilijk uitvoerbaax omdat men dan voor de uitermate delicate vraag komt
te staan, welke fractie de groep van 8 in het college zal vertegenwoor-
digen. Op dat moment zou duidelijk worden, dat de afspiegeling van de
raad zoals de heer Rücker bedoelde en door spreker werd onderschreven,
daarmee emstig in gevaar zou komen. Vandaar dat sprekers fractie het
voorstel van de heer Rücker e.a. van harte steunt.
Het kan zijn dat in het verleden het te verriohten werk een zodanige
omvang had dat mogelijk met 3 wethouders kon worden volstaan, maar
spreker kon dat 4 jaar geleden zeker nog niet beoordelen en ook nu lijkt
hem dat nog moeilijk. Hij is er wel van overtuigd, dat in de komende
periode een grote verzwaring van dit ambt kan worden verwacht even-
als van het ambt van raadslid. De vergroting van de openbaarheid, de
verantwoordingsplicht aan de publieke opinie als spreker het zo
simpelweg mag uitdrukken die tot uitdrukking komt in hearings, in
alle mogelijke bijeenkomsten, in het horen van bezwaren in de commis-
sies etc., betekent, dat de functies van raadslid en in het bijzonder die
van wethouder, in de komende zittingsperiode een veel zwaarder karakter
kunnen krijgen. Een reden temeer voor zijn fractie om het voorstel van
de heer Rücker e.a. te steunen.
De heer Verkouw zegt dat het voor de vierde maal in successie is dat
hij namens de fractie van de Partij van de Arbeid een woord mag spreken
ten gunste van de benoeming van vier wethouders. Spreker heeft dat
voor het eerst gedaan in 1958. Er waren toen omstandigheden, die in de
persoonlijke sfeer lagen, dat, ondanks dat de raad besloot 4 wethouders
te accepteren, wel 2 leden van de V.V.D. tot wethouder werden gekozen
maar geen lid van de P. v. d. A. In 1962 kwam een voorstel van gelijke
strekking als nu aan de orde. Dat werd door de heer Rutgers op ongeveer
gelijke wijze bestreden als thans door de heer van den Briel is gedaan.
Het voorstel werd met 13-7 stemmen aangenomen; één lid, mevr. Vriesen-
dorp was afwezig. Dat betekende toen, dat mevrouw van der Meulen,
lid van de fractie van de P. v. d. A., haar intrede in het college van
burgemeester en wethouders deed. Vier jaar later lag wederom een
voorstel van gelijke strekking als nu op tafel en wederom was het de
heer Rutgers die het voorstel bestreed. Het merkwaardige feit deed zich
evenwel voor misschien is dat de heer van den Briel ontgaan dat het
voorstel zonder hoofdelijke stemming werd aangenomen.
De heer van den Briel: ,,Dat heb ik wel gelezen."
De heer Verkouw: „Maar u hebt het niet gezegd."
De heer van den Briel: „Dat vond ik niet terzake."
De heer Verkouw dacht dat het wel belangrijk was. Spreker gelooft
dat de eerlijkheid gebiedt toe te geven, dat zo heeft spreker het altijd