M& 1 V7f/ 7 262 29 oktober 1970 burgemeester en wethouders eerst van 22 oktober is. Spreker meent dat er een bepaalde tijdslimiet is gesteld waarbinnen de vragen moeten zijn beantwoord. Hij heeft het idee dat die tijdslimiet enigszins overschreden is. De voorzitter: „Dat zit 'm in de gedegen bestudering van de vragen." De heer Van den Briel zegt dat burgemeester en wethouders, blijkens hun antwoord, wel het belang va.n overleg met de middenstand inzien, maar dit niet willen institutionaliseren middels een commissie. Spreker daöht dat dit juist in dit geval wêl moet worden gedaan. Spreker heeft van de Winkeliersvereniging 't Heem een brief gekregen waarin zij het betreurt dat het college hier afwijzend tegenover staat. Zij schrijft voorts; „Wij wiilen u er op attenderen dat wij het belang van zo'n commissie wel degelijk inzien. Er zijn tal van zaken in onze gemeente, die de midden- stand rechtstreeks raken, waar zij niet of nauwelijks in gekend wordt." Er staan verder nog een paar dingen in die brief die spreker niet helemaal voor zijn verantwoording zou kunnen nemen, maar in ieder geval blijkt, dat men in de kringen van de georganiseerde middenstand wel degelijk graag dit contact op deze basis heeft. Burgemeester en wethouders schrijven verder, dat over bepaalde zaken overleg gepleegd is en overleg gepleegd zal worden. Spreker wljst er op dat dit altijd een eenzijdig overleg is, dat uitgaat van het college, terwijl hij zich kan voorstellen dat de georganiseerde middenstand op een ge- geven ogenblik wel eens een aantal punten met het gemeentebestuur wil bespreken en het initiatief daartoe zelf wil nemen. Spreker meent dat de door hem voorgestane vorm van inspraak, waarbij aan de ene kant de burgers zitten en aan de andere kant de raadsleden, veel meer waarde heeft dan de vorm van inspraak waartoe in Wormerveer is besloten. Spreker is van oordeel, dat, als de burgerij behoefte aan deze contacten gevoelt, de raad daar beslist niet aan voorbij mag gaan en dat het dan op ie door hem vooi'gestelde manier moet worden gedaan. Als aangelegen- heden waarover de middenstand gaarne wil spreken noemt hij: verkeers- problemen, parkeerproblemen, bestemmingsplannen en winkelsluiting. Spreker weet wel dat over een aantal van deze problemen al overleg is geweest hij denkt aan de hearing over het parkeerprobleem op de Binnenweg maar hij kan zich voorstellen dat de middenstand zelf ook wel eens het initiatief voor een gesprek met het gemeentebestuur wil nemen. Burgemeester en wethouders schrijven: „Met de meeste specifieke mid- denstandsproblemen heeft het gemeentebestuur uiteraard weinig of geen bemoeiing." Spreker meent dat juist in een gemeente als Heemstede, waar een zeer grote en bloeiende middenstand is, een van de beiangrijkste pro- blemen de winkelstraten betreft. Dat in de gedachte commissie een vaste vertegenwoordiging van enkele wiökeliers zitting zal moeten hebben, zoals burgemeester en wethouders schrijven, vindt spreker geen adequate opmerking, want daar behoren niet enkele winkeliers in te zitten maar de vertegenwoordigers van de georga- niseerde middenstand. Hoe dat uitgevoerd moet worden, zal moeten blijken. Spreker zou hier niet zo de nadruk op leggen als niet in zijn fractie, en ook niet in de andere fracties, een afgevaardigde van de middenstand ontbrak. Daarom ook zou zijn fractie dit ontbreken van een vertegen- woordiger van een zeer belangrijke groep in de raad, willen oplossen door deze commissie in te stellen. Dat slechts enkele gemeenten in Nederland een commissie voor de mid- denstand hebben betwijfelt spreker niet, maar hij vindt dat geen argument om het instellen van een commissie voor de middenstand hier na te laten. Er zijn in Heemstede wel degelijk middenstandsbelangen aan de orde waarmee rekening moet worden gehouden en daarom kan Heemstede best

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1970 | | pagina 4