134
-
4e afd.
26 november 1970
a. het opslaan of laten opslaan van specie die is vrijgekomen bij het
onderhoud van watergangen, op die gronden die krachtens wettelijk
voorschrift tot het bergen daarvan verpiicht zijn;
b. het opslaan van nieuwe bouwmaterialen en van puin en andere oude
bouwmaterialen op grond waarop of waarin onderhouds-, herstel-,
bouw- of slopingswerkzaamheden worden uitgeoefend, mits deze
zaken voor de uit te voeren werkzaamheden nodig, of van het
bouwwerk dat hersteid of gesloopt wordt, afkomstig zijn en in dit
laatste geval niet langer dan een maand na het einde van de werk-
zaamheden ter plaatse aanwezig blijven.
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van het in lid 1 gestelde
verbod vrijstelling te verlenen.
4. Vrijstelling moet in elk geval worden geweigerd, indien het voorge-
nomen andere gebruik van duurzame aard zal zijn en gelet op de
ligging van de grond het gebruik van gronden en gebouwen in de
omgeving in ernstige mate kan worden gestoord zonder dat door het
steilen van voorwaarden of op andere wijze zodanige stoornis zal zijn
te voorkomen.
5. Het is verboden af te wijken van voorwaarden die aan een vrijstelling
zijn verbonden.
Artikel XH.
Artikel 22 vervalt.
Artikel XIII.
Artikel 24 wordt gewijzigd en gelezen als volgt:
„Gebouwen als bedoeld in artikel 23 mogen, behoudens onteigening over-
eenkomstig de wet, in geval van verwoesting tengevolge van een calami-
teit geheel worden herbouwd, met dien verstande dat het bepaalde onder
a en b van artikel 23 op overeenkomstige wijze van toepassing is."
Artikel XIV.
Artikel 27 vervait.
Heemstede, 26 november 1970.
De Raad voornoemd,
De secret/ris, De voorzitt