18 december 1970
430
dat je in een rommella stopt, maar dan is de visie van de voorzitter op de
functie van een woningkartotheek toch een andere dan die van sprekers
fractie. Het is niet alleen een catalogus zoals van een bibliotheek, waaruit
men kan zien wat men in huis heeft, in dit geval dus de woningen die in
de gemeente aanwezig zijn, maar de kartotheek geeft een in- en overzicht
van de samenstelling van de kwaliteiten, de slechtere en de betere, de
situering, kortom alle eigenschappen die het gehele woningbezit heeft, en
dat kan het nodige materiaal leveren bij niet alleen nieuwbouwplannen
maar ook bij de sanering van het totale woningbestand. Dat is in een
paar woorden gezegd de functie van een dergelijke kartotheek. Spreker
kan zich niet indenken dat het college zijn beleid op een verantwoorde
wijze kan motiveren wanneer het niet over die gegevens beschikt. De voor-
zitter zegt nu wel dat het leeuwedeel van het woningbestand gemeentelijk
eigendom is en dat bekend is waar de voordeur en de achterdeur is en
misschien zelfs de schoorsteen, maar er zijn in de gemeente meer wonin-
gen dan alleen die van de gemeente.
De heer van Berckel heeft de opmerking gemaakt dat de gemeente
eigenlijk geen taak heeft op het gebied van het huizenbezit. Dat begrijpt
spreker niet helemaal. Spreker geeft toe dat vooral in de nä-oorlogse si-
tuatie tal van omstandigheden er toe geleid hebben, dat de gemeenten in
meerdere mate dan vöôr de oorlog, zich genoodzaakt hebben gezien om de
woningbouw ter hand te nemen, speciaal de woningwetbouw. Spreker
wijst er op, dat er krachtens de Woningwet een taak voor de gemeenten
ligt om te zorgen dat in haar gebied voldoende woningen, vooral voor de
lagere inkomensgroepen, beschikbaar zijn, die of door corporaties of door
de gemeente of door beide samen, tot stand worden gebracht. Men kan
het standpunt innemen dat de taak van de gemeente additioneel is, maar
men kan niet zeggen dat de gemeente zich op een terrein beweegt waar
zij niet thuis hoort. Het is toch algemeen bekend dat tal van gemeente-
besturen zich sinds de wet van 1901 op de bouw van grote wijken arbei-
derswoningen hebben geworpen waar een corporatie eenvoudig niet aan
toe kon komen. Spreker kan daarvan tai van voorbeelden aanhalen.
De heer De Kuiter spijt het bijzonder dat het klemmende beroep van
vele leden van de raad om te komen tot de inrichting van een woning-
kartotheek het college, in ieder geval zijn voorzitter, niet heeft kunnen
overtuigen van de noodzaak daarvan. Spreker kan het niet anders zien dan
dat wellicht nog niet vandaag maar dan toch op zeer korte termijn, een
goed ingerichte woningkartotheek een onmisbaar instrument zal vormen
voor het voeren van een huisvestingsbeleid zowei gericht op de woning-
verdeling een van de belangrijkste vraagstukken waarmee wij in de
toekomst te maken zuilen hebben als de woningverbetering en daarom
wil spreker nu het voorstel doen om burgemeester en wethouders uit te
nodigen over te gaan tot de inrichting van een woningkartotheek.
De voorzitter wii het voorkomen dat dit een wat wild besluit zou zijn.
Een dergelijk voornemen zou eerst heiemaal bekeken moeten worden. In
de eerste plaats zou spreker in gemeenten waar zo'n woningkartotheek
bestaat, willen nagaan hoeveei tijd daaraan wordt besteed en weik nut
men daarvan heeft ondervonden. Persoonlijk ziet spreker het nut niet.
Wat de woningverdeling betreft hebben burgemeester en wethouders het
tot nu toe zonder een kartotheek kunnen steiien. Over elke woning waar-
over burgemeester en wethouders inlichtingen vroegen hebben zij altijd
de nodige gegevens gekregen en ook van de wijken. Spreker zou met de
raad wilien afspreken dat burgemeester en wethouders beloven op korte
termijn, d.w.z. binnen twee maanden, een onderzoek in te stellen en ge-
reed te hebben met betrekking tot een woningkartotheek en dat zij het
resultaat van dat onderzoek aan de raad zuilen voorleggen. Dat doet spre-
ker liever dan zomaar een stemming te houden, waarbij velen, naar zijn