I 'ff 4 437 18 december 1970 Wethouder Van Ark antwoordt op het gesprokene door de heer van der Hulst dat hij hierover wel eens met de inspecteur van het l.o. wil praten om te zien in hoeverre bij hem de bereidheid kan worden opgewekt om wat royaler te zijn met het vrijgeven voor dergelijke bezoeken. Het idee van mevr. Snoep om de kwekerij met de kinderen te bezoeken op een dag dat er geen school is, kan spreker wel onderschrijven. Hier- tegen heeft het college geen bezwaar. Wethouder Verkouw dacht dat in het college er alles voor gevoeld werd om m Groenendaal met bordjes aan te geven welke bomen daar te vinden zrjn, eventueel ook exotische planten, om zodoende de kinderen en het oudere publiek wat de flora betreft voor te lichten. De voorzitter antwoordt dat wat de heer Verkouw heeft gezegd over het aanbrengen van naambordjes aan bomen in Groenendaal, juist is. Spreker heeft al gezegd dat hij zal vragen of het personeel van de plant- soenen bereid is excursies te begeleiden. Persoonlijk acht spreker daar de heer Walet zeer geschikt voor, maar spreker weet niet of hij dit wil doen. Spreker îs van oordeel dat kennis van de natuur ook liefde voor de na- tuur moet wekken of verstevigen. Punt 72. De heer Kettenis zegt dat de sexuele voorlichting op de lagere school voor hem een heel beiangrijk punt is omdat het z.i. bepalend is voor de ontwikkeling van de psychê en van het lichaam van het individu voor la- ter. Hier wordt z.i. de basis gelegd voor een gedeeltelijke persoonlijk- heidsvorming. Gezien tegen het kader van deze woorden is spreker het met het antwoord van het college volstrekt oneens. Hij vindt dat de verantwoordelijkheid niet moet worden afgeschoven met de simpele zin dat de ouders het moeten doen. De voorzitter: „Dat staat er niet." De heer Kettenis zegt die trend uit het antwoord te hebben gelezen. Spreker kan zich voorstellen dat er onderwijzers of leraren zijn die voor- al aJs ziJ wat ouder zijn en vroeger zelf moeilijkheden met de sexuele voorlichting hebben gehad, zelfs niet over deze materie durven praten en eenvoudig op hun programma wegschuiven. Dat kan hun niet kwalijk worden genomen, want tenslotte is ieder mens een product van zijn erfe- lijkheid en zijn milieu. Het zou spreker daarom beter lijken als voor de sexuele voorlichting een vaste kracht zou worden aangesteld. Deze man of vrouw zal daarvoor dan een opleiding moeten hebben gehad. Het voordeel van een vaste kracht is dat hij regelmatig komt en de voorlichting dus mderdaad plaats vindt en niet hier en daar wel en in een aantal gevallen met. De voorzitter: „Het lijkt mij een vreselijk bestaan als je je leven lang- hierm les moet geven." De heer Nederveen zegt dat zijn fractie ook het gevoel heeft dat het antwoord van burgemeester en wethouders wat mager is. Spreker heeft de eigen verantwoordelijkheid, de bevorderende, de begeleidende en de toe- ziende taak in het antwoord gemist. Zijn fractie vindt de sexuele voorlich- tmg op de lagere scholen een uiterst belangrijke zaak en uitermate ge- wenst en vyel zodanig, dat ook de ouders daarop kunnen aansiuiten. Spre- kers ervaring van de laatste jaren is, dat rustig kan worden gezegd dat het een goede zaak is wanneer de sexuele voorlichting plaats vindt aan- gepast aan de leeftijd en zo wordt voortgezet. Het niet geven van een vaste plaats van de sexuele voorlichting op het lesrooster houdt het ge- vaar in dat de onderwijzer die minder graag die voorlichting geeft of deze

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1970 | | pagina 74