30 3 februari 1971 het riehtsnoer te kunnen zijn dat niet zou misstaan bij het benaderen van de nieuwe vormen van bestuurlijke organisatie. Mijn vorige gemeente is öök geheel gewikkeld in de intergemeentelijke problematiek en als ik uit wat Heemsteedse stukken goed heb begrepen vanaf 1 februari mocht ik u aannemen dat ik mij op enigerlei wijze met uw en mijn gemeente zou bezighouden doet zich ook hier de vraag voor, misschien minder: samenwerken met wie maar heel duide- lijk: wat doen wij samen en hoe? Het is mij opgevallen dat de gemeenten in deze streek op het stuk van de planologie in het recente verleden al te kennen hebben gegeven el- kaar te kunnen vinden. In de provincie die ik verliet, die dan misschien planologisch wat gevoeliger is uitgevallen, zouden wij dat een geweldig winstpunt hebben genoemd en een grote barriêre die was genomen. A1 heb ik uiteraard het in de begrotingsstukken aangekondigde manus- cript over de geschiedenis van Heemstede nog niet doorgelezen, aan de historie van onze gemeente meen ik iets te mogen ontlenen en het in bestuurlijke zin te mogen toepassen. Ik hoop voorzichtig genoeg te zijn deze eerste werkdag in Heemstede en misschien is het een soort poging om een ernstige aantasting van mijn image, wat betreft slechte kennis van de grond waarop wij staan, iets op te vullen. Uit de geschiedenis van Heemstede heb ik begrepen dat de bebossing, ongeveer 300 jaar ge- leden ingezet, dit gebied heeft gered, karakter heeft gegeven en het karakter ervan heeft bepaald. Bebossing nú, op grote schaal, zou in feite betekenen het afbreken van woningen, dus in feite het terugdraaien van de klok. Ik zou, enigszins ondeugend, kunnen vragen: staat bescher- ming tegen de wéstenwind nu nog wel voorop? Is dit niet enigszins anachronistisch In bestuurlijke zin meen ik zoveel te hebben gelezen, dat ik op de laatstgestelde vraag moet zeggen: ja, zeker! Eigentijdse be- stuurlijke bosbouw vraagt inderdaad het planten met wortels in nog steeds eigen bodem. Van daaruit groeit het, in het plaatselijke grondvlak neergezet; daar moet het wortel schieten; ook de nieuwe, zwaardere boomsoort, met de bredere sterkere wortels. Niet en dat is mijn vrees, ook in Reeuwijk onder woorden gebracht rijkscreatie, het van boven creëren van nieuwe gewestelijke formaties met bij wijze van spreken wortels in de lucht, zwevend, met de hoop dat het toch ergens in het grondvlak zal aanslaan. Gelukkig kon ik, voordat ik hierheeen ging, nog een deskundige raadplegen die mij anders was de beeldspraak weg- geweest de zekerheid gaf dat het tot de uitzonderingen behoort dat een plant op die wijze gezond kan leven en groeien, maar dat er toch ergens tropische gewassen zijn die inderdaad de wortels in de lucht hebben, echter zonder enige hoop ooit gezond in de grond te belanden. Het is een anomalie dus in het gebied van de flora, die zelfs bij het ook bestuurlijk gezien ongelukkige voorbeeld uit de fauna, de struis- vogel, niet in de schaduw kan staan, want dit dier heeft althans de poten nog op de grond. De nieuwe bomen, de nieuwe bestuurlijke formaties kunnen in eigen belang de bestaande niet negeren. De streek, onze streek, de plaats, waaronder ook onze plaats, moeten, in onderlinge afhankelijkheid levend, ook de levende karakteristiek van beide bewaren. Mijn voorganger zei in het genoemde intervieuw van 1967: afdwingen kun je niets, bij geleidelijke groei, ook op het boven- en intergemeente- lijke vlak, is veel te bereiken. Mag ik daaraan toevoegen: vooral bij wel- bewuste en richtingbewuste groei. Er liggen veel belangrijke taken voor bovengemeentelijke aanpak, naar ik heb begrepen en uit de laatste begrotingsbehandeling 'heb ik gemerkt dat samenwerking volmondig ,,ja" en samenvoeging een duidelijk ,,neen" te horen heeft gekregen, waarbij de wens werd geuit de gemeenteraden daarbij zo nauw mogelijk te betrekken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1971 | | pagina 8