3 februari 1971
31
Ik hoop dat mijn minder algemene beschouwingen in Reeuwijk maar
wel in de situatie van daar geplaatst door de vertegenwoordigers van
het college goed zijn verstaan. In de regionale, gewestelijke aanpak,
van onderop, zie ik grote mogelijkheden. Dit is het nieuwe niveau van
lokaal bestuur. Men zou kunnen zeggen: handreiking van gemeenten aan
gemeenten en hopelijk bevorderd, mogelijk gemaakt, zo u wilt
mogelijk gebleven door de Kaderwet, die naar ik van harte hoop
een eigensoortige aanpak en geen confectiegewest zal uitlokken.
Mag ik nog een beeldspraak uit de „tuin-historie" uit deze streek
halen Mij bleek uit een interessant boekske, gewijd aan onze gemeente,
dat in het midden van de 17e eeuw er opeens een soort revolutie in de
tuinarchitectuur tot stand kwam: de symmetrie en de té rechte paden
werden verlaten. Het slingerende paadje daarna naar ik hoop toch
bepaald niet in connexiteit gebracht met het wel eens te vele drank-
gebruik in deze streek, in de historie misstond bepaald niet.
Op zich en dat is gelukkig zegt het aantal inwoners ook niet
alles en het is ook niet beslissend voor de toekomst; trouwens dat is het
ook niet voor de dienstverlening die een overheid kan doen. Wij zouden
dan met zijn allen alleen nog maar de mammoet-gemeente kunnen „be-
rijden" met hoop op de toekomst. Gelukkig, de Heemsteedse situatie is
niet marginaal en enkelen uit uw college weten dat één van mijn grote
grieven, als ik dat zo mag zeggen, tegen het stuk van de minister en de
staatssecretaris op het terrein van de herindeling is, dat die 6.000-grens
een zogenaamde reële grens zou zijn. Taken zullen herordend moeten
worden en in streekverband getoetst, ook aan de streek-gewestelijke ta-
ken, waarbij ook de grenzen van het gewest terdege onderzoek be-
hoeven.
In uw laatste begrotingsbehandeling kwam de relatie burger over-
heid gemeentelijk, maar niet alleen plaatselijk, bovengemeentelijk, maar
öôk plaatselijk, heel duidelijk aan de orde. U weet ongetwijfeld dat een
landelijk onderzoek naar de betekenis van de gemeente voor de burger
tot de volgende conclusie heeft geleid: naar gelang een gemeente groter
is, neemt de kans af dat de inwoner vrijwillig actief deelneemt. Er wer-
den in dat rapport twee kritische grenzen ontwaard: een grens van
5.000 en een grens van 30.000 inwoners, Roven die grenzen neemt de hoe-
danigheid van de bevolking uit burgerschapsoogpunt af, als het ware
sprongsgewijsDit zou kunnen betekenen dat deze boeiende relatie burger
- overheid, die zo terecht uw aandacht had, mét de vraagstukken van
inspraak en openheid, de komende jaren nog belangrijker, misschien
zelfs moeilijker gaat worden en zeer veel aandacht verdient.
U zult het mij niet euvel duiden als ik zeg dat het aanwezig zijn van
een ontwerp-begroting in de openbare leeszaal mijn bijzondere aandacht
trok. Ik weetf misschien is de behuizing er ook naar en is deze een extra
indicatie.
De openstelling van het raadhuis op maandagavond gaf mij een ietwat
ludiek moment, waarin ik u wil laten delen. Vrij naar Van Lennep bij
het openen van Groenendaal in 1913, zou ik het volgende willen citeren:
„Het beste in den mens moet hier tot uiting komen, ik vrees geen over-
last wat men ook mag voorspellen ik ben liever optimist (ik denk
niet alleen aan de paspoorten) en durf in vol vertrouwen ons Heemsteeds
bestuurlijk centrum voor ieder openstellen." Ik weet: in het gedicht zou
ik misschien hebben moeten spreken van een bestuurlijke tuin om in de
stijl van een wandelbos te blijven; dit zou echter ongepast en voortijdig
zijn geweest. Nu uw raad en uw college de zaak van de openbaarheid
en inspraak duidelijk ernstig in overweging hebben genomen, zou een
verder-lopen door mij op dit punt als zeer ontijdig worden ervaren.
U zult verstaan dat ik mij geen oordeel aanmeet of kan aanmeten en
aanmatigen ten aanzien van de vraagstukken van deze gemeente. Ik