HOOPDSTUK II - BESTEMMINGEN
Artikel 4.
Algemene bepalingen.
Binnen het plangebied mag uitsluitend worden gebouwd op grond welke
biijkens de kaart voor gebruik als bouwgrond is bestemd of waarop
kraohtens deze voorschriften bebouwing is of kan worden toegestaan.
Artikel 5.
Bedrijfsgebied.
De op de kaart voor bedrijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd
voor de oprichting van bedrijfsgebouwen als berg- en stallingsruimten
voor voertuigen, werkplaatsen, nragazijnen, kantoren, kantines, loodsen,
alsmede voor het oprichten van andere bouwwerken en voor het aanleg-
gen van toegangswegen en -paden, open terreinen, opslag-, los- en laad-
plaatsen en parkeerplaatsen en ander bedrijfsterrein, een en ander ten
behoeve van openbare nutsbedrijven, met dien verstande, dat:
a. van de totale oppervlakte van de gronden aangewezen voor bedrijfs-
gebied niet meer dan 40% mag worden bebouwd;
b. de afstand tussen een op deze gronden op te richten gebouw en gron-
den met de bestemming „weg of verharding" of „berm of groenstrook"
nergens minder mag zijn dan 10 m;
c. de op deze gronden op te richten gebouwen plat zullen worden afge-
dekt, dan wel zullen worden afgedekt met een kap welke ten opzichte
van het horizontale vlak een hoek maakt van niet meer dan 40°
d. de gevelhoogte van enig gebouw en de hoogte van enig ander bouw-
werk nergens meer mag bedragen dan 7 m.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van:
het bepaalde sub b, met dien verstande dat de daar genoemde afstand in
bijzondere gevallen mag worden verminderd, doch niet verder dan tot
4 m;
het bepaalde sub d, met dien verstande dat de daar vermelde hoogte in
bijzondere gevallen mag worden vergroot, doch niet meer dan tot 10 m.
Artikel 6.
Weg of verharding.
De op de kaart voor weg of verharding aangewezen gronden zijn be-
stemd voor de aanleg van wegen, voetpaden en rijwielpaden.
Deze gronden mogen niet worden bebouwd of door bebouwing worden
overdekt.
Artikel 7.
Berm of groenstrook.
De op de kaart voor berm of groenstrook aangewezen gronden zijn
bestemd voor de aanleg van plantsoenen, bermstroiken en andere groen-
voorzieningen, alsmede voor de aanleg van toegangswegen en paden.
Deze gronden mogen niet worden bebouwd of door bebouwing worden
overdekt.
HOOFDSTUK m - GEBRUIKSBEIPALINGEN
Artikel 8.
Gebruik van1 onbebouwde gronden.
Het is verboden het gebruik van onbebouwde gronden welke in gebruik
zijn voor doeleinden waarvoor die gronden blijkens het plan zijn bestemd,