a. het aanleggen of verharden van wegen, paden banen of parkeer- gelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhar- dingen; b. werken of werkzaamheden, welke wijziging van de waterhuishou- ding of de waterstand beogen of ten gevolge hebben; c. het ontginnen; bodemverlagen of afgraven; ophogen; egaliseren; d. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transportenergie- of tele-communicatieleidingen en de daarmee verband houdende con- structies, installaties of apparatuur; e. het aanbrengen of aanleggen van oeverbesdhoeiingen, kaden of aanlegplaatsen f. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, met dien ver- stande dat geen aanlegvergunning is vereist voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voorzover betreffende de normale uitoefening van het ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan bestaande bodemgebruik; g. het bebossen van gronden, die ten tijde van het in ontwerp ter in- zage leggen van dit plan, niet als bosgronden konden worden aan- gemerkt. 2. De werken of werkzaamheden, als bedoeld sub II, 1, van dit artikel, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurwetenschappeiij'ke of landschappelijke waarden van deze gronden niet worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet worden of kunnen worden verkleind. 3. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning, als bedoeld sub II, 1, van dit artikel wordt een door gedeputeerde staten aan te wijzen instantie, deskundig op het gebied van de natuurbescherming, gehoord. De vergunning wordt slechts verleend indien vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen ervan geen bezwaar hebben. HOOFDSTUK IV OVERGANGSBBPALINGEN Artikel 12. Bestaand gebruik. Het ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan be- staande gebruik van gronden en bouwwerken dat met het in dit plan voor- geschreven gebruik in strijd is, mag onverminderd het bepaalde in enige provinciale of gemeentelijke verordening worden voortgezet, met dien verstande, dat: 1. de bestaande afwijking op generlei wijze, oök naar de aard, mag wor- den vergroot of verzwaard; 2. bedoeld gebruik na feitelijke beëindiging ervan, niet mag worden her- vat. Artikel 13. Bestaande bouwwerken. Bouwwerken, welke ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel krachtens een vöôr dat tijdstip verleende bouwvergunning kunnen worden gebouwd, mogen mits de bestaande afwijking, öök naar de aard, op generlei wijze wordt ver-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1971 | | pagina 29