32
4e afd.
25 maart 1971
Niet van toepassing is het bepaalde in het voorgaande van dit lid op:
a. trappen aansluitend aan het terrein, die niet meer dan 7 optreden
hebben en waarvan de aantrede gemeten in de klimlijn, ten minste
30 cm bedraagt;
b. tuintrappen met geen grotere stijghoogte dan één bouwlaag.
2. Vaste trappen die meer dan twee bouwlagen van tot bewoning be-
stemde gebouwen verbinden, moeten ter hoogte van de vloer van iedere
bouwlaag waarop een toegang tot de trap aanwezig is, onderbroken
zijn door een bordes of portaal. Vaste trappen en traparmen mogen
geen grotere ononderbroken stijghoogte hebben dan 2,8 m, indien ze toe-
gang geven tot of gelegen zijn binnen tot bewoning bestemde gebouwen.
3. Het boveneinde van vaste trappen en van traparmen van vaste trappen
moet over zijn volle breedte aansiuiten aan een horizontaal vloeropper-
vlak. Dit vloeroppervlak moet, horizontaal gemeten in het verlengde
van de klimlijn van de trap of de traparm, een afmeting hebben van:
a. ten minste 1,3 m, indien op het vloeroppervlak een toegang tot één
of meer woningen voorkomt;
b. ten minste 1,1 m, indien op het vloeroppervlak geen toegang tot één
of meer woningen voorkomt en de trap of traparm toegang geeft tot
meer dan één woning;
c. ten minste gelijk aan de breedte van de trap in andere gevallen
dan die bedoeld onder a en b.
4. Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in:
a. de eerste alinea van lid 1, indien de constructie en de afmetingen
van de trap zodanig zijn, dat deze ook bij ongunstige weersomstandig-
heden voldoende veilig begaanbaar blijft en wat tot bewoning bestemde
gebouwen betreft, mits zich bovendien binnen een afstand van 80 m
van elke woning een trap bevindt die voldoet aan het bepaalde in de
eerste alinea van lid 1;
b. lid 3, wat betreft de afmeting van het daarin genoemde vloeropper-
vlak, indien de trap zodanig van vorm, afmeting en ligging is, dat ook
met een kleinere afmeting van dat oppervlak een veilig en doeltreffend
gebruik van de trap gewaarborgd is.
In artikel 98 wordt in het opsehrift ,,afdekking" vervangen door „over-
dekking"; voorts wordt voor de tekst het cijfer 1 geplaatst; in de
tekst worden in de eerste en tweede regel de woorden ,,zijn voorzien
van een afdekking en" vervangen door „overdekt zijn en zijn voorzien".
Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:
2. Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1, mits de
hellingbaan ook bij ongunstige weersomstandigheden voldoende veilig
begaanbaar blijft.
In artikel 101 wordt in de l'eden 1 en 2 „11,2 m" gewijzigd in „10 m".
In artikel 105 worden in het opschrift de woorden ,,kamers, keukens
en bijkeukens" vervangen door ,,kamers en keukens".
In lid 1 worden in de eerste regei de woorden ,,kamers, keukens en
bijkeukens" vervangen door „kamers en keukens" en worden in de
vierde regel de woorden „de kamer, keuken of de bijkeuken", vervan-
gen door „de kamer of de keuken".
De tweede alinea van lid 1 wordt vervangen door:
Bij de berekening van de vereiste raamoppervlakte moet voor elk
raam gebruik worden gemaakt van de factor welke behoort bij de voor
dat raam geldende belemmeringshoek.