27 mei 1971
145
Spreker meent dat. het onmogelijk is op het ogenblik uitgebreid over de
detailproblemen te praten. De zin onder n, 3, van bet ontwerp-besluit
over de afspiegeling van de totaliteit van de gemeenteraden in politieke
zin, begrijpt spreker niet helemaal. Hij dacht dat de raden nog wel zoveel
zelfstandigheid hebben en zoveei gezond verstand, dat dit per gemeente
kan worden opgelost zoals dat het beste ligt en dan is het voor Heem-
stede, met haar 4 vertegenwoordigende leden, misschien nog niet eens zo
moeilijk om daar uit te komen. Spreker kan zich voorstellen dat andere
gemeenten daar veel meer moeite mee zullen hebben. Spreker onder-
schrijft de woorden van de voorzitter over de realiteit. Hij gelooft dat
het weinig zin heeft te proberen die samenstelling meer in een richting te
brengen die wij plezieriger zouden vinden. Wij hebben hier te maken met
7 gemeenten. De indeling van de Kennemerraad zal z<5 moeten zijn dat
alle 7 gemeenten hiermee voor een groot deel kunnen instemmen. De
situatie ligt nu eenmaal zo dat wij, of wij willen of niet, met Haarlem
moeten samenwerken. Wij kunnen alleen samenwerken met Haarlem als
Haarlem ook van ganser harte deze indeling, wat de aantallen betreft,
onderschrijft. Er staat duidelijk in de toelichting bij het besluit, dat de
burgemeesters q.q. zitting hebben. Spreker gelooft dat dit inhoudt, dat zij
daar zonder politieke kleur aanwezig zijn.
De opmerking van de voorzitter over de commissie bestuurszaken on-
dersehrijft spreker geheel. Spreker gelooft inderdaad dat als wij hiermee
in de Kennemerraad gaan werken, het zeer aan te bevelen zal zijn een
commissie bestuurszaken in te stellen teneinde de afgevaardigden van de
raad in de Kennemerraad te kunnen ondersteunen. Op die manier kan ook
in commissieverband gepeild worden hoe de opvattingen in de raad liggen
voordat er definitieve besluiten genomen moeten worden. Spreker meent
dat geen van de andere commissies zich daarvoor leent. De commissie
bestuurszaken zal daarvoor eventueel het meest aangewezen zijn. Zijn
fractie ziet als allereerste noodzaak hiermee te starten en de problemen op
te lossen zoals zij zich aan ons zullen voordoen.
De heer De Ruiter zegt dat indien het nodig zou zijn en spreker
gelooft dat hij er ook wel vöôr is een commissie bestuurszaken in het
leven te roepen, toch eerst van de qualificatie die indertijd aan de com-
missie democratisering en inspraak is gegeven, n.l. dat het een commissie
ad hoc zou zijn, moet worden afgestapt.
De heer Rücker blijft bezwaar hebben tegen het feit, dat de gemeente
Haarlem relatief zo zwaar in de Kennemei'raad vertegenwoordigd zal zijn.
Spreker moet echter eerlijk bekennen dat hij zich bij het maken van deze
opmerking niet voldoende realiseerde, dat ook de burgemeesters van de
respectievelijke gemeenten lid van de Kennemerraad zullen zijn en dat
als zodanig de verhoudingen wel wat minder hard komen te Iiggen dan
hij aanvankelijk vermoedde.
De heer Jager kan volledig onderschrijven hetgeen de voorzitter heeft
gezegd met betrekking tot de verhoudingen binnen de Kennemerraad.
Spreker vindt het eigenlijk jammer dat toch weer uit deze raad een beetje
tegen Haarlem is geschopt, zo van: „jongens, we moeten uitkijken want
anders worden wij onder de voet gelopen".
De heer Riicker: „Daar is wel reden voor."
De heer Jager meent dat niet teveel naar 'het verleden moet worden
gekeken. Spreker is blij dat de voorzitter dat in zijn betoog min of meer
van de hand heeft gewezen.
De heer Brandsma dacht dat juist de commissie die wordt ingesteld en
is getooid met de titel overheid-burgers of inspraak, democratisering,
voor hem toch een commissie is die zidh bezig houdt met bestuurlijke