136
27 mei 1971
zitter ter inleidmg van dit debat zei, n.l., dat alles moet worden gedaan
om de mogelijkheid te scheppen verder te gaan.
De heer De Ruiter zegt dat zijn fractie, na de vele woorden die daar
bij verschillende gelegenheden al aan gewijd zijn, blij is met dit eerste
voorstel aan de raad voor een bestuurlijke organisatie in Zuid-Kennemer-
land, hoewel spreker zich niet ontveinst dat dit een pover begin is. Spre-
ker gelooft ec'hter dat ook de samenstellers van de nota daar zo over
denken. Enerzijds is zijn fractie dus blij met dit resultaat, anderzijds wil
zij graag een paar kritische kanttekeningen bij dit voorstel maken.
In de eerste plaats is er enige verwarring mogelijk over de vraag,
welke betekenis dit college gaat krijgen. Als men de toelichting leest, en
spreker gelooft dat men dat er ook uit mag lezen, dan is hier duidelijk
sprake van een soort kennismakingscollege, een college dat de bedoeling
heeft op elkaars profolemen in te spelen om daaruit later tot een college
te kunnen komen met wei-kelijke bestuursbevoegdheden. Als men inder-
daad uitgaat van de gedachte van een kennismakingscollege, een college
dat zoekt naar samenwerkingsvormen zonder al met bevoegdheden belast
te zijn, dan kan men zich afvragen of opmerkingen zoals die in het ont-
werpbesluit zijn opgenomen, wel allemaal even juist zijn.
Spreker zou dan willen wijzen op de uitspraak met betrekking tot de
samenstelling van de Kennemerraad, n.l. „dat dit deel van de Kennemer-
raad op zodanige wijze zal worden gekozen dat het zoveel mogelijk een
afspiegeling vormt van de totaliteit van de gemeenteraden in politieke
zin" met andere woorden, de raad van Heemstede zal een viertal leden
moeten aanwijzen, daarbij inspelend op de aanwijzing van andere ge-
meenten, om dan gezamenlijk tot een zodanige samenstelling te komen,
dat de verhouding" tussen de partijen in de Kennemerraad weer ongeveer
dezelfde is als bij algemene verkiezingen het geval zou zijn. Spreker dacht
dat deze opmerking op zich in strijd is met de toelichting in die zin, dat
men dan wellicht tot een keuze zou moeten komen om dat evenwicht te
herstellen in Heemstede zouden b.v. 4 leden van de P.v.d.A. moeten
worden benoemd kortom een samenstelling die op een gegeven moment
op moellijkheden kan stuiten. Juist dat kennismakingselement gaat er aan
ontbreken ais men de verdeling van de leden niet zo maakt, dat die ook
zoveel mogelijk over de in de raad aanwezige fracties verdeeld is. Spreker
zou dan ook de neiging hebben om de opmerking die na de verdéling van
de leden staat, voor kennisgeving aan te nemen en daar zo weinig moge-
lijk naar te handelen, althans de afvaardiging van deze gemeente duidelijk
een afspiegeling te laten zijn van wat erin deze gemeente leeft en daarbij
niet in te haken op hoe dan de totaliteit er uit zal gaan zien.
In datzelfde verband wil spreker zich de opmerking veroorloven, ook al
weer vanuit de gedachte van het kennismakingscollege, dat bij het'zoeken
naar samenwerkingsvormen de vertegenwoordiging van Haarlem oneven-
redig groot is. In het algemeen is het zo dat, als men samen op reis gaat
of zich m een reisgezelschap voegt, men de anderen des te sneller leert
kennen naarmate men minder familie of vrienden bij zich heeft Het ge-
vaar is groot dat, als praktisch de helft van dit college uit Haarlemse
raadsleden bestaat, men toch weer groepsvorming krijgt, die men nu juist
m het eerste stadium zou willen tegengaan. Heel diep in zijn hart zou
spreker veel meer voelen voor het systeem dat voor de Amerikaanse
Senaat gehanteerd wordt, n.l. gewoon per gemeente eenzelfde aantal
leden. Of dat helemaal te verwezenlijken is wil spreker even buiten be-
schouwing laten, maar hij acht dat in ieder geval juister voor dit college
dan de getallen 2, 3, 4, 6, 18, omdat dit nog helemaal niet gestoeld hoeft
te zrjn op basis van evenredige vertegenwoordiging. Een onnodif uit
elkaar laten lopen van de verhoudingen vindt spreker bovendien foezwaar-
lijk voor het zo broodnodige element van kennismaking
In de derde plaats meent spreker dat duidelijk moet worden afgespro-