208 26 augustus 1971 Wetïiouder Willemse wil beginuen met de kwestie van de subsidie aan Alliance. Die kwestie is toen uitgemond in een investeringsverordening. Die verordening treedt alleen in werking als een vereniging tot de stich- ting van een clubhuis, kleedhuis, of iets dergelijks, wil overgaan. Dit is bij H.P.C. helemaal niet aan de orde. Deze vergelijking met Alliance gaat dus niet op. Wethouder Van Ark heeft met betrekking tot de sportstichting een principieel punt aangeroerd dat een diepgaande bespreking vereist, zowel in het college als in de sportstichting. Spreker zal daar nu verder niets over zeggen. De heer de Ruiter heeft zijn teleurstelling uitgesproken over het feit dat deze subsidie-aanvrage niet in de sportstichting is behandeld. Spreker is dat niet met hem eens want tot dusver is het nog nooit gebeurd dat een subs'idie-aanvrage, van welke sportvereniging ook, de sportstichting heeft gepasseerd. De sportstichting beheert en exploiteert de sportobjecten en beziet de behoefte aan sport in zijn totaliteit. Men zou dan onderscheid moeten maken in subsidies aan verenigingen die de velden van de sport- stiehting bespelen, en aan verenigingen die hun eigen objecten runnen. Zou men dat niet doen dan zou men een onverantwoord ondersCheid maken. De heer Brandsma heeft gezegd het met het eerste deel van het betoog van de heer de Ruiter wel eens te zijn. Spreker meent beluisterd te hebben dat de heer de Ruiter enigszins gereserveerd stond tegenover het verlenen van een subsidie aan H.P.C., terwijl de heer Brandsma liet doorschemeren dat hij een nôg welwillender houding van het college tegenover H.P.C. had verwaoht. Dit laatste stelt spreker een beetje teleur. Hij meent n.l. dat de subsidieaanvrage van H.P.C. een wat ongebruikelijke is, want het is de gewoonte dat subsidies bij de begrotingsbehandeling worden beoordeeld, tenzij voor b.v. de bouw van een clubhuis ingevolge de investeringsverorde- ning, subsidie wordt gevraagd. Waarom heeft het college nu toch een uitzondering voor H.P.C. willen maken zij het dan dat het college de hulp in een andere vorm wil verlenen? Dat is gedaan omdat H.P.C. op dit moment in bijzonder grote moeilijkheden verkeert. De heer de Ruiter meent dat H.P.C. een financiële sanering moet toe- passen en orde op zaken moet stellen. Spreker is van oordeel dat het vragen van de subsidie juist een gevolg was van het orde op zaken willen stellen en een financiële sanering te bereiken. Voor zover spreker bekend, was nog zeer recent de toestand van H.P.C. in financieel opzicht anders dan op dit moment. Br is een bestuurswisseling geweest, welk be- stuur de zaken ietwat professioneler heeft aangepakt en tot de conclusie kwam dat de contributie veel te laag was om de vereniging te kunnen runnen. H.P.C. heeft dus inderdaad een financiële sanering toegepast maar al spoedig bleek dat deze sanering tevens een selectie in het ledenbestand tot gevolg had. Een aantal leden was blijkbaar alleen maar lid omdat de contributie laag was. Het betrof misschien een aantal leden dat zelf niet aan de zwemsport deelnam. De begroting voor 1971 bleek dientenge- volge helemaal niet meer te kloppen. Hier komt nog bij dat H.P.C., ten- einde goede prestaties te kunnen leveren, ook in de Winter een oefen- gelegenheid moet hebben. Zover in haar vermogen ligt stelt de sport- stichting oefenuren in het instructiebad ter beschikking. Het is spreker bekend dat H.P.C. graag veel meer uren in het instructiebad zou willen hebben, maar dat is een heel moeilijke zaak want het aantal gegadigden voor zwemles is dermate groot, dat het bad vele dagen van 's morgens 7 uur tot 's avonds half tien volop bezet is. Br is zelfs een wachtlijst van gegadigden die zeker een half jaar of langer moeten wachten alvorens zij aan de beurt kunnen komen om zwemles te krijgen. Hier botsen de belangen. Niet uit het oog mag worden verloren dat het doel van het instructiebad is om zowel de kinderen als de volwassenen gelegenheid te geven te leren zwemmen. Het gevolg is dat H.P.C. uit moet wijken naar

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1971 | | pagina 20