242
30 september 1971
noemd, en evenmin spreekt zij er van als zij het heeft over het aanpakken
van geyestig-de structuren. Spreker dacht dat voor het laatste (spel)regels
bestonden nj. de parlementaire. Burgemeester en wethouders hebben geen
behoefte gehad dat zal de heer Van den Briel wel willen aannemen
orn bepaalde indrukken te wekken. De meerderheld van het college heeft
tydens deze discussie geen onderling beraad gehouden, maar, voor spreker
althans, bestaat er geen aanleiding zijn principiële standpunt te herzien.
De heer Van den Briel zou een mondeling gesprek met Release op priis
hebben gesteld hetgeen ook in de woorden van de heer de Ruiter door-
Spreker gelooft dat in de discussie geen mistgordijnen op hun plaats
zijn. Als de standpunten duidelijk zijn en zij zijn, zoals spreker zojuist
al in het kort heeft weergegeven, voor een deel van principiële en prak-
trsche aard waarbij spreker de minderheid van het college bepaald niet
în de met-principiële hoek zou willen zetten; beide groepen proberen prin-
cipieel te zijn en het praktische khnkt er in door dan zal een gesprek
waarvan men van te voren weet, althans voor wat 'het college betreft, dat
zaken duidelijk liggen, meer in de sfeer verkeren van een gebaar waar
noch Release noch het werk van Release mee is gediend. Een eventuele
discussie m een volgende vergadering zou er ook nauwelijks aan inhoud
bij wmnen.
De heer Van den Briel meende, op andere gronden dan het college, zijn
stem aan het voorstel van het college te moeten geven, waarbij hij overi-
gens wel degelijk positieve zaken bij Release heeft onderkend.
De heer Rücker heeft voor een deel van zijn fractie gesproken. Ook bij
hem klonk door dat hij de toeliohting van het college te summier achtte.
Dat zij beknopt was neemt spreker over, maar niet dat burgemeester en
wethouders zich te gemakkelijk van deze zaak zouden hebben afgemaakt.
bpreker hoopt dat de heer Rücker zal willen aannemen dat hierover in
het college een zeer serieuze discussie heeft plaats gevonden. Van de te-
eurstelling van de heer Rücker dat burgemeester en wethoudiers menen
dat er weinig aanleiding is om met Release te gaan praten, heeft spreker
enmsgenomen. De heer Rückei' heeft twee principes genoemd waarop een
subsidieaanvraag moet worden beoordeeld n.l. doelstelling en werkwijze
van de aanvrager, alsmede het feit dat hiermede overheidsgelden zijn ge-
moeîd. Dat laatste kamt dicht bij het standpunt dat de meerderheid van
het college meent te moeten innemen. Spreker gelooft dat de leden van
de raad zullen begrijpen spreker zal het niet steeds herhalen dat ook
de meerderheid van het college geen moeite heeft met het delen van de
positieve indruk die de raad heeft van een belangrijk werkterrein van
ReleMe. De heer Riidker heeft de kern van de zaak aangeroerd toen hij zei,
uat Release zolang mogelijk binnen het kader van de wet wil opereren.
Spreker heeft begrepen dat het voor een deel van de K.V.P.-fractie niet
mogelijk is de subsidieaanvrage positief te benaderen.
Ook de heer Jager heeft zic'h gestoten aan de summiere motivering van
het standpunt van het college. Spreker meent dat de Bond van verontruste
ouders de bond is niet aanwezig om zich te verdedigen, wel ouders
ook een zeker recht mag doen gelden op een genuanceerde benadering
van deze zaak. Spreker heeft er uiteraard kennis van genomen hoe de heer
Jager over deze bond denkt en het weinige contact dat die bond op prijs
stelt. Spreker zal op het moment de bond de bond laten.
De heer Jager is nog in een historische achtergrond getreden en heeft
gesproken over het naast de cliënt gaan staan, hetgeen spreker op zich
een aansprekende procedure lijkt.
Het woord „gevestigde instanties" zal de heer Jager noch spreker direct
beroeren. Dat woord heeft een klank alsof het geheiligde instanties zijn.
Deze uitdrukking komt ook in de statuten voor. AIs men daarvoor zou
lezen: „de daarvoor aangewezen wettelijke instanties" dan wordt de situatie
al eigenlijk wezenlijk anders.