Artikel 5. Bijzonder gebouw. De op de kaart voor bijzonder gebouw aangewezen gronden zijn be- stemd voor de oprichting van een schoolgebouw en de daarbij nodige andere bouwwerken en andere werken, met dien verstande, dat: a. van het op de kaart aangegeven bebouwingsoppervlak ten hoogste 75% mag worden bebouwd; b. de gevelh'oogte van het schoolgebouw ten hoogste 3.25 m mag bedragen; c. het schoolgebouw plat moet worden afgedekt, dan wel moet worden afgedekt met een kap welke ten opzichte van het horizontale vlak een hoek maakt van niet meer dan 25° d. burgemeester en wethouders bevoegd zijn met inachtneming van het onder a tot en met c van dit artikel bepaaide nadere eisen te stellen aan de situering van het schoolgebouw binnen het bebouwingsopper- vlak; e. niet bebouwde gedeelten van het bebouwingsoppervlak mogen worden verhard ten behoeve van het aanleggen van toegangspaden en al dan niet verharde ruimten ten dienste van het onderwijs en overigens als tuin mogen worden aangelegd. Artikel 6. Terrein bij bijzonder gebouw. De op de kaart voor terrein bij bijzonder gebouw aangewezen gronden zijn bestemd voor het aanleggen van toegangspaden en al dan niet ver- harde ruimten ten dienste van het onderwijs. Deze gronden mogen niet worden bebouwd of door bebouwing worden overdekt. Artikel 7. Parkeerterrein. De op de kaart voor parkeerterrein aangeWezen gronden zijn bestemd voor het aanleggen van verharde ruimte voor het parkeren van voer- tuigen. Deze gronden mogen niet worden bebouwd of door bebouwing worden overdekt. HOOFDSTUK HI GBBRUIKSBEPALINGBN. Artikel 8. Gebruik van onbebouwde gronden. 1. Het is verboden het gebruik van onbebouwde gronden welke in ge- bruik zijn voor doeleinden waarvoor die gronden blijkens het plan zijn bestemd, alsnog te veranderen ter realisering van doeleinden die met die bestemming onverenigbaar zijn. 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van het bepaalde in het eerste lid vrijsteliing te verlenen. Deze vrijstelling moet worden ver- leend indien strikte toepassing van het bepaalde in het eerste lid zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen geredhtvaardigd wordt. 3. Het is verboden af te wijken van voorwaarden die aan een vrijstelling zijn verbonden. HOOFDSTUK IV OVERGANGS- BN SLOTBEPALINGEN. Artikel 9. Voortzetting bestaand gebruik. Gronden 'die bij het van kracht worden van het pian in gebruik zijn voor andere doeleinden dan waarvoor zij blijkens de bêstemming ingevolge het plan mogen worden gebruikt, mogen voor die doelednden in gebruik blijven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1971 | | pagina 30