310
25 november 1971
is, en bovendien 2500 ingezetenen zidh in een adres tot de Raad hebben
gericht, en voorts een aantal ondertekenaars zich, hetzij via een telefonisch
gesprek, hetzij in een persoonlijk gesprek, tot de wethouder heeft gewend,
meent spreker dat er alle aanleiding is om ook van de zijde van het college
vrij uitvoerig op dit voorstel in te gaan.
Spreker wil er geen geheim van maken dat hij zich op dit debat heeft
geprepareerd, kennende de mening van de leden van de commissie van de
bedrijven, kennende ook de mening van de leden van de commissie voor
de volksgezondheid, en in zijn antwoord, dat niet in alle opzichten steeds
een antwoord zal zijn, zullen de verschiliende raadsleden toch dikwijls een
antwoord op de vragen die zij gesteld hebben, terug vinden.
Het was in de vergadering van 26 november 1965, dat de Raad dezer
gemeente het besluit nam in te stemmen met de levering door de gemeente
Amsterdam van drinkwater met een kunstmatig verhoogd fluoride-ge-
halte van 1,2 mg. per liter. Twee leden van de Raad wensten aantekening,
dat zij tegen het besluit waren.
Nu, op één dag na, 6 jaar later, meent spreker, na de verschillende
sprekers gehoord te hebben, te mogen concluderen, dat de Raad in zijn
huidige samenstelling nog in meerderheid bereid is al is er nu een wat
genuanceerder opstelling, en al zijn er wat voorwaarden gesteld het
standpunt van 1965 te onderschrijven. Dit zo zijnde, zou de Raad eigenlijk
de principiële kant van het onderwerp ,,wél of niet fluorideren" kunnen
laten rusten. Er zou dan slechts overblijVen en dat weegt bij de Raad
heel zwaar een discussie over de altematieve mogelijkheden voor hen,
die zoals het Koninklijk Besluit het zegt overwegende bezwaren hebben
tegen het gebruik van gefluorideerd drinkwater. Spreker neemt aan dat
de wethouder van de bedrijven daarover straks zeker nog een aantal
aanvullende opmerkingen zal willen maken.
Maar zo gemakkelijk wil het college zich niet van de principiële kant
afmaken van een aangelegenheid, die zoveel pennen in beweging heeft
gebraöht.
Spreker zou graag voorop willen stellen, dat het college niet pretendeert
aan de vele argumenten, die voor fluoridering pleiten, een verrassend
nieuw element en dat dan liefst nog de tegenstanders zou kunnen over-
tuigen - toe te voegen.
In zijn boek „Kulturzerfall und Zahnverderbnis" vermeldt de schrijver
A. Roos, dat in de laatste 15 jaar 20.000 oorspronkelijke mededelingen
over het fluorvraagstuk zijn verschenen. En volgens de schrijver H. J.
Schmidt heeft de „Europese werkgemeenschap voor fluoride-onderzoek
en cariësprophylaxe" 24.000 kartotheekkaarten met vermelding van ver-
schenen publicaties. Waarom dan aan een zo groot aantal, uiteraard niet
altijd eensluidende opvattingen, nog niet een eigen visie van burgemeester
en wethouders van Heemstede toegevoegd? Eén meer of minder zal toc'h
niet schaden Het college zal een poging daartoe niet ondememen.
Dus dan toch maar een beslissing nemen door leken, al hebben deze dan
het voordeel een deskundige in de persoon van het raadslid, drs. Kettenis,
in hun midden te hebben? Weliswaar heeft de heer Kettenis gezwegen,
maar spreker meent in de woorden van de heer Van den Briel toch duide-
lijk het geluid van zijn mede-fractiegenoot te hebben beluisterd. Toch komt
het daar op neer, want met of zonder de heer Kettenis, een beslissing zal
er genomen moeten worden. Buitendien is de deskundigheid van ons geacht
mede-raadslid, volgens andere „deskundigen" niet volwaardig. Tandartsen
en artsen overzien immers het geheel niet
Het gaat spreker er om het veel verbreide misverstand uit de weg te
ruimen, dat een politiek college alleen dan goede beleidsbeslissingen zou
kunnen nemen, wanneer het louter uit deskundigen zou bestaan. Nog af-
gezien van het feit, dat er geen Raad samen te stellen is, die op alle ter-
reinen over de nodige deskundigheid beschikt, is dit denkbeeld op zich