25 november 1971 319 g-ezegd, dat dat onderzoek voortgezet moet worden. Het gaat hem in de eerste plaats om de toezegging, zoals het college die in de toelichting heeft staan, dat er een redelijk en betrouwbaar altematief moet komen en dan wil spreker daar tenslotte nog aan toevoegen, dat als er dan ge- sproken wordt over dat altematief, en als dat onderzoek dan wordt voort- gezet, het gelukkig niet alleen o-ver bronwater gaa't, maar b.v. over be- schermde tapkranen. Hij heeft gehoord dat er in de commissie voor de bedrijven ook wel eens gesproken is over mogelijkheden en dan wil hij er nog wel aan toevoegen dat in de commissie voor de voiksgezondheid er een eerste discussie is geweest over de alternatieven in Heems'tede, alleen in Heemstede, ook als dat moet, en dan dacht spreker dat het college die commissies ook kon laten meedenken over een alternatief en dan wacht spreker nog steeds op de toezegging, dat het college er met de Raad alles aan doet om dat betrouwbare altematief te vinden. De heer Jager wil even kort ingaan op een bedekt verwijt, dat de wet- houder voor de volksgezondheid hem maakte, dat hij wel een zeer zware verantwoordelijkheid op zich zou nemen als hij zijn ja mét betrekking tot de fluoridering afhankelijk zou stellen van het altematief, van het reëel zijn van het altematief, dat geboden wordt. Hij wil wel zeggen, dat hij die verantiwoordelijkheid (graag neemt. Tenslotte een cOnclusie uit hetgeen er tot nog toe gezegd is. Er zijn kennelijk todh nog mogelijkheden voor een altematief die niet voldoende onderzodht zijn. Uit de woorden van wet- houder Verkouw en wethouder Willemse is dat toch wel naar voren ge- komen. Hij blijft er dan ook bij, dat de beslissing over het eerste gedeelte van het besluit, het handhaven van de besTissing van 26 november 1965, op dit momcnt niet kan worden genomen, zonder dat een antwoord is gegeven op de vragen uit het tweede deel van het besluit. Sprek'er hand- haeft dus zijn standpunten in deze. Hem is niet duidelijk geworden of het college op het verzoek om de beslissing op dit moment aan te houden, door hem, de heer De Ruiter en de heer Brandsma gedaan, in wil gaan. De heer Kuiper vraagt naar aanleiding van de bijeenkomst op 6 decem- ber van de werkgrtoep, om zoals de heren Jager, De Ruiter en Brandsma hebben gedaan, de beslissing over het voorstel op te schorten tot de j anuari-vergadering. De heer Van den1 Briel gelooft dat he't wel degelijk zin heeft om hier duidelijk te stellen dat zowel de Raad als het college eigeniijk in een dwangpositie zitten. De besluitvorming zal hier toch eoht van afhankelijk gesteld moeten worden. Spreker neemt aan dat het college deze zaak niet voor niets in deze vergadering aanhangig heeft gemaakt, omdat het onmo- gelijk zou zijn om deze zaak bij de beigrotingsbehandeling te bespreken, want dan zou die begrotingsvergadering vermoedelijk twee dagen duren en omdat de januari-vergadering te laat is, daar de fluoridering volgens de gemeente Amsterdam op 1 februari ingaat. De januari-vergadering is daar beslist te laat voor, dus hij gelooft dat hier de consequenties uit ge- trokken moe'ten worden, dat hoewel de Raad eigenlijk zeer onbevredigd is over de altematieven, die het college op dit moment kan geven, de Raad hierin het college een zekere mate van vertrouwen moet geven, dat het college met de Raad volkomen overtuigd is dat die alternatieven er moeten komen, acceptabel voor het grootste gedeelte van de principiële tegen- standers, en dat er verder niet gegaan kan worden. Spreker is niet voor uitstel van de beslissing want dat lost geen enkel probleem op. De heer De Ruiter zegt dat enerzijds de Raad dus uitgesproken voor- stander is van fluoridering, anderzijds blijft het probleem van het ver- strekken van het ongefluorideerde water onopgelotst, en met de heer Van den Briel is hij van mening dat de Raad duidelijk moet uitspreken voor fluoridering te zijn, daarnaast de heer Van den Briel noemt het

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1971 | | pagina 33