25 november 1971 321 De heer De Ruiter zegt dat tijdens het overleg van het college ook in de raadizaal overleg heeft plaats gevonden met enkele raadsleden, waarbij zij tot een, zij heit iets anders geformuleerde, maar todh een soortgelijke wij- ziging waren gekomen, en wat spreker betreft sluit 'hij zich graag aan bij de redactie, zoals door het college voorgesteld. De voorzitter zegt dat hét college dan de nu voorgelezen motie, die toch de naam zal dragen van de voorsteller, met dit amendement, overneemt. De heer Jager blijft bij zijn vraag. Hij is bereid met deze motie mee te gaan, mits het college bereid is de beslissing omtrent deel I van het be- sluit aan te houden. De voorzitter zegt dat het college het pakket handhaaft z»als het hier ligt, met ovememing van de motie, die dus heel duidelijk invloed heeft op een deel van de inhoud en zeker op de formulering van deel n van het voorstel, dus het voorstel van het college om de beslissing van 26 november 1965 te handhaven, blijft door het college gehandhaafd. De heer Jager zegt dat het onder deel II genoemde, dus de principe- beslissing of het mogelijk is de beschikbaarstelling van ongefluorideerd water aan te houden, blijft dus ook open in het voorstel, en daar maakt spreker juist beziwaar tegen. Is dat niet in strijd met de motie die het college overneemt. De voorzitter zegt dat de inhoud van de motie voor zich zelf spreekt, anders nam het college het niet over en de Raad zou mans genoeg zijn om het college daar anders toe te brengen. Het college heeft de motie over- genomen en voeren deze dus uit, maar het besluit om de fluoridering te handhaven, en uiteraard de aanhouding van de beslissing, tot al of niet verstrekken van ongefluorideerd water heeft natuurlijk alles te maken met het resultaat van o.a. het onderzoek, wat hier in de motie wordt ge- noemd, en dat door het cöllege heel ernstig wordt opgevat. De heer Brandsma is door de beantwoording van de beide wethouders nog niet helemaal tevreden gesteld. Wat hem nu in het bijzonder bezig- houdt is dat hij het moeilijk vindt voor de Raad om nu een beslissing te nemen over handhaving van het besluit van 1965 zonder te weten hoe het met de altemaitieven, ter beschikkingstelling van ongefluorideerd water, staat. Waarom moet de Raad in november een uitspraak doen. De heer Van den Briel heeft al getraeht daar een antwoord op te vinden door te ze'ggen dat nu wel beslist moet worden, omdat het bij de begro- tmgsbehandel'ing niet kan en in de januari-vergadering is het te laat. We zijn altijd te laat, vindt spreker, omdat er van uit gegaan moet worden dat Amsterdam op 1 februari gaat fluorideren. Nu kan het college hem veel wijs maken, maar het maakt hem niet 'wijs, dat ze kans ziet als college om voor 1 februari zodanig altematieve middelen te scheppen dat gezegd kan worden dat de zaak rond is. Daar zal het college wel veel meer tijd voor nodig hebben, en daarom begrijpt hij nog niet waarom juist in deze vergadering de beslissing moet vallen. Spre'ker heeft daar geen antwoord van de wethouder op gehad, en hij heeft dus ook bezwaar tegen de motie van de heer De Ruiter, want als hij goed heeft ohthouden wat er in staat, dan zegt eigenlijk de Raad en zegt oolc het college, dat we het besluit van 1965 handhaven en het college wordt opgedragen om goed te onderzoeken welke altematieven er zijn. Maar dat staat reeds in het voorstel van het college, dat zelf al heeft gezegd dat het nog gaat praten op 6 decemtoer met de andere partners in dit hele spel, waarbij emstig zal worden getracht om adequate oplossingen te vinden voor de bezwaar- den. Dus de motie van de heer De Ruiter dekt alleen maar het standpunt van het college. Dat is geen oplossing en voor het college geen opoffering om die mötie over te nemen. In deze vorm heeft spreker bezwaar tegen de motie.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1971 | | pagina 35