322
25 november 1971
Wethouder Verkouw ze;gt dat de heer Van Tongeren g'raag wil weten
of het college twijfels heeft. Hij kan niet namens het college spreken, maar
wil het wel doen voor zidhzelf. Hij heeft geen twijfels, hij is een voorstander
van fluoridering en zou het kinderachtig vinden om zich achter Amsterdam
te verschuilen of achter welk motief dan ook. Hij is dus een uitgesproken
voorstander en wil er geen enkele twijfel over laten bestaan. De heer
Nederveen heeft gezegd, dat hij niets heeft gehoord over milieubederf.
Spreker heeft eclhter heel duidelij'k verwezen naar het rapport van de
Provinciale Raad, hij heeft dat aangehaald en gezegd dat naar zijn mening,
voor wat het milieubederf betreft, de daartegen aangevoerde bedenkingen
in het rapport afdoende zijn weerlegd. Wat de verantwoordelijkheid over
en weer betreft, waar de heer Jager over sprak, dacht spreker dat zij
beiden ziöh daarvan bewust moeten zijn; spreker heeft daar geen enkele
moeite mee. De heer Van den Briel heeft gesproken over een dwangpositie.
Spreker is van mening dat dit eigenlijk door de motie is achtenhaald, en
hij mag wel zeggen dat is dan uit het intem beraad dat hij met deze
motie, hoewel hij zich daafbij heeft neergelegd, toch ook wel grote moeite
heeft, omdat 'hij daoht dat het ook niets oplost. Immers als de werkgroep
op 6 december a.s. bijeen is geweest, komt de werkgroep met een definitief
standpunt, dat is de opzet en dan zal het aan de gemeentebesturen
liggen of ze dit willen overnemen, en in zoverre is hij het met de heer
Brandsma eens, daar behoeft niet lang over gepraat te worden. De Raad
zou er dan op 16 december over kunnen praten, maar dat is misschien
weer een nieuw element, waarbij hij misschien de Raad en het college in
verlegenheid brengt, maar hij dacht toch dat het een oplossing zou kun-
nen zijn.
De voorzitter wil, voordat hij de heer Willemse nog gelegenheid geeft
het woord te voeren, toch heel duidelijk stellen, dat er geen sprake van
is dat er in de motie hebzelfde staat als in liet voorstel van het college.
Br is een belangrijk element,en als de heer Van Tongeren daarover vraagt
of het college twijfels heeft, dan moet spreker zeggen dat die er inder-
daad zijn, over wat bij de gemeente Amsterdam bereikt zal worden,
vooral omda,t we zo reëel moeten zijn om te weten, dat de mogelijikheden
vederlicht zijn vergeleken bij de zwaarte van een aantal principiëel be-
zwaarden, die zich dan ook in Heemstede bevinden. Dat element, en dat is
de heer Brandsma misschien even ontgaan, is om er bij de gemeente
Amsterdam op aan te dringen opschorting van de fluoridering te ver-
krijgen, een volkomen nieuw element, en de fluoridering uit te stellen tot-
dat voorzieningen zijn getroffen. Zijn het hele kleine voorzieningen, dan
hebben we wat minder tijd nodig dan de heer Brandsma en waarschijn-
lijk de hele Raad vreest. Zijn het belangrijke investeringen dan zijn we
in de allergrootste tijdnood, en dat is een vrij reëel gegeven, die nood doet
zich inderdaad voor.
Wethouder Willemse gelooft dat de heer Van Tongeren nog op enkeie
antwoorden wadht. Deze heeft zijn twijfel uîtgesproken over de 900.000,
die in dit voorstel zijn genoemd voor de kosten vatn een eventuele rein-
waterkelder. De prijs van 800.000,— is ongeveer een klein jaar geleden
concreet genoemd, toen er een bespreking plaats vond met de directie van
de gemeente-waterleiding van Amsterdam met het verzoek na te gaan of
het technisch mogelijk was eventueel ongefluorideerd water te krijgen.
Men heeft toen dat onderzoek voor ons verricht en heeft toen concreet
die prijs van 800.000,— op tafel gelegd. Spreker dacht dat het reëel
was om nu deze prij-s op 900.000,— te begroten. De heer Van Tongeren
vraagt of in de leidingen geen fluor kan worden opgehoopt. Dat is een
zodanig teohnische vraag dat spreker dit niet zo maar met ja of neen
kan beantwoorden. Wat hij alleen kan zeggen is, dat de directie vern het
waterleidingbedrijf te Amsferdam bij herhaiing heeft verzekerd dat alle