356 16 december 1971 welke mate, deze bezuinigingen konsekwenties inhouden voor het gemeen- telijk beleid. Mijnheer de Voorzitter, overstappende naar de financiële opzet van de begroting 1972, stellen wij met voldoening vast, dat ons wederom een sluitende begroting kon worden voorgelegd. De inkomsten en uitgaven zijn niet alleen met elkaar in evenwicht gebracht, zij liggen ook belang- rijk hoger plm. 14% dan die van het lopende jaar. Dit betekent dat het bestaande voorzieningenpakket onverminderd kan worden gehand- haafd en er hopenlijk hier en daar iets aan de uitbreiding daarvan kan worden gedaan. Voorts kon een post ,,onvoorzien" worden gekweekt ten bedrage van 875.831,welk bedrag zonodig kan dienen voor rente en afsehrijving van eventueel aan de orde komende kapitaaluitgaven. Mijnheer de Voorzitter, men zou een kniesoor moeten zijn om zich over deze begrotingsopzet en deze budgettaire positie niet te verheugen. Toch zijn een aantal kritische opmerkingen hier stellig op haar plaats. Immers niet vergeten mag worden dat deze gunstige begrotingspositie slechts ver- kregen kon worden door a. de ingezetenen een extra last op te leggen van f 443.600, b. het winstsaldo elektriciteitsbedrijf ad 110.000,over te 'hevelen naar de algemene middelen; c. aan de algemene reserve een bedrag van 80.000,te onttrekken Tezamen zijn dat 633.600 guldens. Nu zou er op zichzelf gezien tegen deze handelwijze geen bezwaar be- hoeven te bestaan, ware het niet dat zicih althans bij ons de vraag voordoet of deze lastenverzwaring en die overheveling van reserves wel beslist noodzakelijk zijn. Wij menen deze noodzaak ernstig te moeten be- twijfelen. Natuurlijk, wanneer men de begrotingscijfers raadpleegt klopt het^ allemaal precies. De vraag* is echter, of die begrotingscijfers niet te optimistisch geraamd en dus geflatteerd zijn, en deswege de begroting zwaarder belasten dan werkelijk nodig is. Om een concreet voorbeeld te noemen: wie van ons verwacht nu in volle emst dat de kredieten voor de OP stapel staande kapitaaiswerken ten volle in 1972 gevoteerd zullen kun- nen worden Wie dat werkelijk verwacht, die gaat luehthartig voorbij aan wat de regering terzake meermalen heeft aangekondigd, n.l. dat „als ge- volg van de economische situatie voorshands een terughoudend beleid inzake gemeentelijke investeringen onontkoombaar zal zijn". Die econo- mische situatie schijnt eerder slechter dan beter te worden, zodat de prak- tijk zal zijn dat de regering onverkort aan haar standpunt zal vasthouden. Mogelijk zult U mij tegenwerpen dat de regering dan toch maar besloten heeft om maandelijks een vast bedrag van 100 miljoen beschikbaar te stel- len voor de financiering van nieuwe werken. Dat is inderdaad het geval. Maar de helft 'hiervan gaat naar de provincies en de grote gemeenten, zodat er voor de rest van het land per gemeente gezien maar bitter weinig overblijft. Berekeningen van terzake kundigen tonen dan ook aan, aat het maandelijkse bedrag" tot 150 miljoen moet worden verhoog"d, wil het financieringspeil van de laatste jaren gehandhaafd kunnen blijven. Voorts mag ik verwijzen naar een circulaire van het Brabantse GS, waarin de gemeenten wordt medegedeeld dat slechts die werken voor goedkeuring in aanmerking kunnen komen, die geen uitstel gedogen. Tegen de enkele miijoenen die G.S. ter beschikking staan, staat op dit ogenblik een aan- vrage van 300 miljoen. Ik neem aan dat de situatie in Noord-Holland wel niet veel beter zal zijn. Mijnheer de Voorzitter, ik wil hiermede maar zeggen dat enige matiging in lastenverzwaring uw overigens ambitieus programma niet in gevaar zal brengen. En die matiging zou om meerdere redenen zeer wel- kom zijn. Ten eerste zouden wij als gemeentelijke overheid beter in de pas lopen bij het algemene streven naar beperking van loon- en kostenstijging; en ten tweede zouden wij onze ingezetenen, die als gevolg van diverse

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1971 | | pagina 24