16 december 1971
357
overheidsmaatregelen in 1972 toch al zwaar belast worden, geen overbo-
dige lasten opleggen. Ik meen dat dit twee facetten zijn, die het beleid
van een gemeentelijke overheid niet zouden ontsieren.
Mijnheer de Voorzitter, ik laat om der tijds wille een bespreking van
de afzonderlijke posten, die op dit onderwerp betrekking hebben, nu maar
achterwege. Wij kunnen daar morgen verder over spreken. Ik verbind
hieraan wel de wens dat het college voor een zakelijk overleg zal open-
staan, zodat wij elkaar uiteindelijk toch zullen kunnen vinden.
Mijnheer de Voorzitter, de financiën nu maar latende voor wat zij zijn,
zou ik een enkel woord willen wijden aan de democratisering van het
gemeentelijk bestuur, en aan de intergemeentelijke samenwerking in Zuid-
Kennemerland. Het heeft ons deugd gedaan dat de commissie ad hoc haar
taak heeft beëindigd en haar rapport aan het college heeft doen toe-
komen. Uiteraard hadden wij liever gezien dat de behandeling van dit rap-
port nog vôör deze bagrotingsbehandeling had plaatsgevonden, maar wij
hebben er ook vrede mee dat dit in één der eerstvolgende raadsvergaderin-
gen zal geschieden. Mogen wij in deze op de medewerking van het college
rekenen? Voorts zouden wij een vroegtijdige toezending van de stukken
op hoge prijs stellen, teneinde deze in eigen kring behoorlijk te kunnen
bestuderen.
Voor wat de ISK betreft, hebben wij met genoegen kennis genomen van
de mededeling dat het ISK-verslag aan de raadsleden zal worden toege-
zonden. Minder tevreden zijn wij over de trage gang van zaken betreffende
de totstandkoming van de Kennemerraad. Het verhaal gaat, dat een studie-
commissie uit de ISK weer aan het studeren is geslagen, hëtgeen zou
kunnen inhouden dat de start van de Kennemerraad wederom wordt ver-
traagd. Wij zouden gaame van U horen of dit verhaal juist is, en zo ja,
waaruit die studiegroep bestaat en waarover zij studeert. Wanneer denkt
de commissie haar studie te hebben voltooid, en wanneer mag de start
van de Kennemerraad tegemoet worden gezien
Mijnheer de Voorzitter, de begrotingshoofdstukken, voor zover daarover
algemene opmerkingen zijn te maken, op de voet volgende, zou ik inzake
de openbare veiligheid nog eens Uw volle aandacht willen vragen voor de
problemen van het toenemende verkeer, en in het kader daarvan voor de
gevaren en het vaak enorme lawaai van de bromfietsen. Is aan dit laatste
niet op enigerlei wijze paal en perk te stellen Natuurlijk begrijpen wij wel
dat dit niet alleen een kwestie is van het stellen van regels, maar ook van
beschikbare mankracht om op de naleving van die regels toe te zien. Dit
brengt mij op een ander vraagpunt, n.l. dat van de zg. „wijkagent", waar-
over onlangs in de Kamer bij de behandeling van de begroting Binnen-
landse Zaken bepaalde opmerkingen zijn gemaakt. Het wil ons voorkomen
dat die wijkagent uitstekende diensten zou kunnen verlenen bij het hand-
haven van rust en orde, het bestrijden van vandalisme, het verontreinigen
van wegen en vaarten, etc. Heeft het college hieromtrent een oordeel, en
zo ja, welk?
Betreffende de volksgezondheid hebben wij de overtuiging dat het college
veel nuttig werk verricht en binnen het kader van de voorhanden moge-
lijkheden doet wat binnen het bereik ligt. De enige teleurstelling welke
zich voordeed was de gang van zaken in en rondom het Gezondheidshuis.
Het valt ons inziens namelijk niet te ontkennen dat hier van een zekere
temggang moet worden gesproken, ook al ligt de oorzaak in omstandig-
heden waarop het college geen invloed kon uitoefenen. Wij betreuren deze
teruggang, en spreken gaame de wens uit dat andere instanties de ont-
stane leemte zullen kunnen opvullen. Ten aanzien van de toekomstige
bestemming van het Gezondheidshuis helpen wij U wensen dat de be-
staande plannen spoedig gerealiseerd mogen worden.
Op een tweetal andere zaken menen wij nog eens de aandacht te moeten