16 december 1971
359
Omtrent een naastliggend onderwerp, t.w. de bestemmingsplannen, meen
ik te kunnen volstaan met op te merken dat alle zeilen moeten worden
biigezet om de voorbereiding van de bestemmingsplannen Land van Schie
en Binnenweg-Blekersvaartweg ten spoedigste te kunnen voltooien. Nu de
Geleerdenwijk volgend jaar in uitvoering wordt genomen, zullen wij om
wille van de continuïteit tenminste één van deze plannen tijdig gereed
moeten hebben. Kan het college toezeggen dat hieraan met voortvarend-
heid zal worden gewerkt
Mijnheer de Voorzitter, op het terrein van de cultuur, de recreatie en de
sport menen wij een bevredigende activiteit te mogen constateren. Deze
richt zich niet alleen op de instandhouding van de reeds bestaande voor-
zieningen, maar tevens op een verdere uitbreiding en modernisering hier-
van. De door het bestuur van de Sportstichting uitgebrachte sportnota
heeft onze inzichten omtrent de thans bestaande en de toekomstige be-
hoeften danig weten te verruimen, waardoor college en raad de gelegen-
heid wordt geboden een meer gericht beleid te voeren. Dit gerichte beleid
openbaart zich reeds door de instelling van enkele commissies van voor-
bereiding, t.w. voor het zwembad en de sporthal. Ook de initiatieven, welke
het college heeft willen nemen met betrekking tot het eventueel stichten
van een Gemeenschapshuis, dienen hier met instemming te worden ge-
noemd. Br staat dus wel iets op stapel. Als financiering geen roet in
het eten zal gooien, mag de verwachting worden gekoesterd dat bmnen
afzienbare tijd de voorzieningen op het onderhavige terrein in belangrijke
mate aan de eisen des tijds zullen zijn aangepast. Het college is hier naar
onze mening op de goede weg. Van de gelegenheid maak ik tevens gebruik
de burgemeester een woord van dank te brengen voor zijn bemoeiingen
inzake het beschikbaar stellen van de sportzaal in het politiebureau aan
de verenigingen.
Mijnheer de Voorzitter, betreffende het hoofdstuk sociale zorg en maat-
schappelijk werk, vermeldt de aanbiedingsbrief dat het nadelig saldo ten
opzichte van 1971 met slechts 74.600,— is gestegen. Vorig jaar was dat
nog ey2 ton. Als oorzaak van dit opvallende verschil wâs het werkelijk
zo groot? wordt er op gewezen dat steeds meer inrichtingen worden
aangewezen als te zijn verpleeginrichtingen in de zin van de AWBZ. Ik
begrijp hieruit, dat een belangrijk deel van het bijstandswerk is overge-
heveld naar de sociale verzekering, hetgeen financieel gesproken voor de ge-
meenten nogal voordelig is. Hier nu rijst voor ons een vraag, n.l. deze: of
het wegvallen van de financiële relatie tussen de gemeente en de innch-
tingen tevens betekent dat elk contact nu verbroken is Zo ja, acht het
college dit dan geen verslechtering. Het wil ons namelijk voorkomen dat
een regelmatig contact tussen gemeentebestuur en de inrichtingen om be-
paalde redenen zeer gewenst kan zijn.
Een twGcdG opmGrking* diG ik zou willcn makcn bctrcft dG mGdGdGling'
dat de uitgaven krachtens de Algemene Bijstandswet geleidelijk aan meer
gestabiliseerd raken, zulks na de sterke stijging der laatste jaren. Omtrent
de oorzaak van dit verschijnsel wordt echter niets medegedeeld. Ik zou
graag weten waarom dit achterwege is gelaten.
Als derde punt zou ik het college voor zover nodig tot waakzaam-
heid willen oproepen ten aanzien van de structurele wijziging van de Bij-
standswet, welke mogelijk tot gevolg kan hebben dat de beleidsvrijheid
van het college wordt ingeperkt. Wij zouden dit een verslechtering van
het sociaal beleid achten.
Over het subsidiebeleid kan ik kort zijn. Wij menen ons met de op-
vattingen van het college zeer wel te kunnen verenigen. De totaalpost
geeft een bescheiden verhoging te zien, waarmede wij geen moeite heb-
ben. Wat ons wel is opgevallen, is dat er ten aanzien van de subsidiering
van het openbaar vervoer blijkbaar nog geen omlijnde regeling is ge-
troffen. Wacht dit soms op de uitslag van het onderzoek dat door Haar-