362 16 december 1971 fereren geweest, diverse voorstellen maken om de partijen tot elkaar te brengen, maar het lukte. Waarom heeft het college toen direct na 4 februari niet direct zelf het initiatief genomen om ook de andere bezwaarde de heer Pels Rijcken „om te tumen". Waarom nam ze toen geen adequate maatregeien. Nu volstaat U met te zeggen dat U teleurgesteld bent met de trage ga.ng van zaken. Waarom zou een kieine fractie van twee man - waarbij gezegd moet worden dat de heer E>örr een steen- goed bemiddelaar is dat wei kunnen, en U niet. Het ligt aan de in- steiling, niet aan de mankracht. Ben tweede punt is het iand ,,van Van Schie". In Uw aanbiedingsnota stelt U, dat U nooit antwoord hebt ontvangen op uw brieven, maar dat uit informaties, die bij U werden ingewonnen door potentiëie kopers, bleek dat de Termaatstidhting plannen tot verkoop had. Dus U hoort via-via dat hier een ontwikkeling aan de gang is die U niet wenselijk acht. maar U kunt de eigenaresse niet bereiken. Mijnheer de Voorzitter, dat houd je toch niet voor mogelijk. Hoewel het niet mijn taak was heb ik direct de Termaatstichting opgebeid, indertijd, en na drie keer belien had ik de heer Jansen te pakken die me de weg naar Amsterdam wees, naar de kasassociatie, en vandaar kwam ik alles te weten. Nogmaais, het is mijn taak niet, maar wij hebben een rentmeester, mét een auto, en als je iets te weten wiit komen moet dat toch kunnen lukken. Ook de heer Rücker vroeg vorig jaar om initiatieven in deze geest. (pag. 394) Aiors, toen werd het onteigenen, dus eerst bestemmingspian maken. Vlug, vlug een opdrachtje voor de stedebouwkundige gemaakt om maar snel een vlekkenplan te hebben. Voor een goed programma van eisen wat wij ozo belangrijk vinden, was geen tijd. Nu, na negen maanden hebben wij nôS geen goed programma van eisen, geen bestemmingsplan en geen exploitatiebegroting. Wij maken ons hier druk over, U antwoordt siechts met één zin: „Wij hebben de stedebouwkundige verzocht zo spoedig moge- iijk een ontwerp-bestemmingsplan voor dit gebied in te zenden". Woorden sohieten tekort en ik ga me bijna opwinden. Waarom windt U zich nooit eens op. Waarom is het coilege zo weinig doortastend? Ook over de door- stroming windt U zich niet op, en toch is daar met enige inzet en men- taliteitsverandering wel wat aan te doen. De heer Brandsma noemde het ook al en ik heb in de commissies ai diverse malen suggesties gedaan in een richting, die zouden kunnen ieiden tot een grotere doorstroming. En het regionaal woningmarktonderzoek. Straks zitten we vol in Heemstede dus moeten we nu al regionaal mee gaan denken over oplossingen in gro- ter verband. Het regionaal vervoersonderzoek. U eindigt de beantwoor- dmg met „ons is nimmer gevraagd aan het werk van de werkgroep open- baar vervoer deel te nemen" punt uit. U gedraagt U als een stel muur- bloempjes. Wij zijn misschien niet gevraagd, maar waarom zouden we dan t°ch nú't Haarlem, die dit onderzoek pleegt met andere gemeenten, stellen dat wij er aan mee willen doen. Het nemen van initiatief om een regionaal centrum tot stand te laten komen in één van de buitens in Heemstede (waarbij een grafisch centrum als voorbeeld werd genoemd). U zegt: als men komt, en men voidoet aan voorwaarden, dan helpen we wel. Néé zeggen wij, stimuleer nu zoiets, trek het naar je toe. We willen zo graag een autonome gemeente blijven, prachtig, helemaal mee eens, maar laten we dan toch ook zorgen dat we in de regio een duidelijke eigen taak heb- ben, een funktie die ook ten dienste staat van de bewoners der centrum- gemeente. Nog een punt betreffende de Kennemerraad in zijn algemeen- heid. U vindt voorbereiden van de werkzaamheden nog prematuur. Wij denken daar anders over, vooral omdat de werkzaamheden van het ISK zich zo in stilte afspelen. Ik zou het I.S.K. een „Irritant Stil Kollege" wil- len noemen. Het broedt in stilte. Het heeft weliswaar dit jaar de eerste symptomen van een komende bevalling getoond maar de borelinge is er n°g steeds niet. Wij allen hadden gehoopt op een geboorte van de Kenne-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1971 | | pagina 30