16 december 1971 365 bruikt, die er misschien helemaal niet zijn, wel voor de begroting, maar niet te zijner tijd voor de rekening. Het is dus zo dat de Raad aan het eind van de rit, als de rekening wordt vastgesteld, zelf kan bepalen wat er moet gebeuren met het overschot van de rekening. Als er bedrijfs- winst is, heeft de Raad altijd nog het recht te zeggen dat het niet naar de algemene middelen toegaat maar dat het gewoon gereserveerd blijft m de bedrijven. Spreker gelooft dat dit ook wel juist is, het college, zoals ook al in de memorie van antwoord staat, is in principe helemaal niet geneigd om bedrijfswinsten te gebruiken voor het sluitend maken van de algemene rekening. Het college is van mening dat er noodzakelijk bedrijfswinsten gemaakt moeten worden, omdat de tarieven voor 5 jaar zijn vastgesteld en na 5 jaar niet meer met deze tarieven kan worden uitgekomen. De winsten die nu dus gemaakt worden in het bedrijf zijn nodig om in de laatste periode van 5 jaar de tekorten te dekken. De heer Van den Briel heeft verder gezegd dat de rekeningoverschotten van voorgaande jaren, helemaal te danken zijn aan het niet uitvoeren van kapitaalswerken. Dat is niet helemaal juist. Het is inderdaad voor een groot gedeelte waar, dat er rente en afschrijving begroot waren, die niet zijn uitgegeven door ge- brek aan financieringsmiddelen, maar het is ook wel ontstaan en vooral in 1969, door nagekomen posten die het Rij'k aan de gemeente ten goede heeft doen komen op grond van algemene verdeling van gemeentefonds enz. Dus die overschotten komen niet alleen door het niet uitvoeren van kapitaalswerken, maar zijn ook uit anderen hoofde ontstaan. De heer Rücker heeft gesproken over een andere procedure voor de behandeling van de begroting. Spreker gelooft dat het inderdaad wel eens nuttig kan zijn om daar de gedachten eens over te laten gaan. Ook het college vindt de gang van zaken niet erg bevredigend. Men zou kunnen zeggen stuur de vragen maar schriftelijk in bij het college, dan kan deze de antwoorden opmaken. Inderdaad was het in aanvang de bedoeling om bepaalde vragen die direct beantwoord kunnen worden, die dan ook direct te beantwoorden en niet meer in de memorie van antwoord op te nemen. Maar bij de behandeling in de afdelingen bleek dat bepaalde leden de behandeling van die vragen wel belangrijk vinden, alleen maar om er nog eens over te kunnen praten. Spreker is van mening hij kan de Raad niet voorschrijven wat hij moet doen dat het nuttig is om te be- zinnen of dat een juist standpunt is. Spreker betwijfelt dat. Als men in de afdeling een antwoord op een vraag krijgt, moet men niet zeggen, dat men diezelfde vraag weer eens gaat stellen om er in de Raad nog eens over te praten. Spreker acht dit een minder juiste gang van zaken. Spreker heeft wel emstig bezwaar tegen een vraag van de heer Brandsma, die wel typisch bestemd was om schriftelijk gesteld te worden, n.l. de vraag hoe het zit met de overschotten. Dat is namelijk een vraag die een wet- houder van financiën in het algemeen niet zo maar kan beantwoorden. Gelukkig is gebleken dat van tevoren bekend was dat de heer Brandsma die vraag in zijn algemene beschouwing zou stellen en daarom zal spreker daar straks op temg komen. De heer Rücker heeft een beschouwing gewijd aan de economische toestand, en spreker gelooft dat hij wel het gelijk aan zijn kant heeft als hij zegt, dat het een en ander wel eens moeilijker zou kunnen worden, maar spreker gelooft dat daar in Heemstede betrekkelijk weinig aan te doen is. Nederland is afhankelijk van het buitenland in bepaalde punten, b.v. de bestrijding van de inflatie enz. en hij gelooft dat Heemstede, zoals elke andere gemeente, helemaal afhankelijk is van wat er buiten hen om gebeurt en wat hen eigenlijk opgedrongen wordt. Loonstijgingen b.v. wor- den niet door Heemstede bedacht, maar worden gewoon toegeschoven en dan hebben we daar alleen maar aan te voldoen. Spreker zegt dat hij in het algemeen wel voor kostenbewaking en efficiency is. Bn hij meent dat gezegd kan worden dat in het algemeen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1971 | | pagina 33