22
4e afd.
27 januari 1972
FLUORIDERING VAN HET DRINKWATER
Heemstede, 19 januari 1972.
Aan de Raad,
Overeenkomstig ons voorstel d.d. 10 november j.l., nr. 143, besloot u op
25 november d.o.v. uw besluit van 26 november 1965, nr. 174, inzake de
fluoridering van het drinkwater te handhaven en de beslissing omitrent het
al dan niet beschikbaar stellen van ongefluorideerd water voor de in-
woners die overwegende bezwaren hebben tegen het gebruik van gefluori-
deerd drinkwater, c.q. omtrent het verlenen van een tegemoetkoming in
de kosten van aankoop van ongefluorideerd water of van mineraalwater,
aan te houden. Tevens nodigde u ons college in een motie uit het onderzoek
naar de mogelijkheden om ongefluorideerd drinkwater ter besûhikking te
stellen voort te zetten en er bij de gemeente Amsterdam op aan te dringen
de fluoridering uit te stellen totdat bedoelde voorzieningen zijn getroffen.
Met betrekking tot het laatste delen wij u mede dat burgemeester en
wethouders van Amsterdam ons bij brief van 10 januari j.l. o.m. het vol-
gende hebben bericht:
„Onze Commissle van bijstand voor de Gemeentebedrijven heeft er meer-
dere malen op aangedrongen, ter wille van de vele duizenden kinderen,
wier gebit ten gronde gaat door een overmaat aan snoepgoed enerzijds en
een tekort aan fluofide in het drinkwater anderzijds, nu eindelijk over te
gaan tot uitvoering van het raadsbesluit van 1962.
Het lag daarom in ons voornemen daartoe over te gaan per 1 novem-
ber 1971, gelijk wij mededeelden in een persbericht, dat wij u zonden bij
brief van 11 oktober 1971, doch op verzoek van de Provincie en de ge-
meenten die water van Amsterdam betrekken, is, na onderling overleg,
waarbij ook uw college vertegenwoordigd was, de datum van inwerking-
treding van het besluit verschoven naar 1 februari 1972. Op grond van het
vorenstaande menen wij geen vrijheid te kunnen vinden nogmaals de in-
werkingtreding van eerdergenoemd raadsbesluit tot een nader te bepalen
datum uit te stellen."
Inmidels heeft de werkgroep, die ingesteld was bij het bovenbedoelde
overleg, een nota uitgebracht betreffende de mogelijkheden tot het besehik-
baar stellen van ongefluorideerd water. In deze nota, welke is behandeld
in een op 6 december j.l. gehouden vergadering van vertegeniwoordigers van
de provincie en de betrokken gemeenten, zijn de volgende al dan niet
reële mogeiijkheden opgesomd:
1. levering via een speciaal leidingnet; uit economisch oogpunt niet haal-
baar;
2. levering van water dat onttrokken wordt op het pompstation voordat
fluoride is toegevoegd;
a. tappunt op het pompstation; gezien de grote afstanden niet reëel;
b. distributie via tankwagens, plastic zakken, jerryeans;
deze oplossing geeft grote hygiënische bezwaren, voornamelijk be-
paald door de geringe houdbaarheid van het water. Hierop is ook
do°r het VEWIN (Vereniging van waterleidingbedrijven in Neder-
land) gewezen;
Waterdistributie via tankwagens is alleen als noodoplossing te aan-
vaarden; plasticverpakking kan bovendien smaakbezwaren geven;
3. onttrekken via ontfluorideringsapparaten;
a. apparaten bij tappunten in de huizen;
na één of twee dagen in bedrijf te zijn leveren deze apparaten,