16
27 januari 1972
gekomen. Uit eigen ervaring als schoolbestuurslid, zij het dan niet in
Heemstede, maar in Haarlem, weet spreker dat men met de 11,
vergoeding voor administratiekosten beslist niet uitkomt. Spreker wil
duidelijk stellen, dat het hier niet gaat om een vergoeding voor de vele
uren en voor de werkkracht die door de schoolbesturen wordt besteed om
de bijzondere scholen goed te doen lopen. Het bestuurswerk en het admini-
stratieve werk is op zich een veelvoud geworden van wat het vroeger was,
hetgeen men op het gemeentehuis beter weet dan spreker. De huidige
schoolbesturen komen er niet meer zonder administratieve krachten, mo-
derne administratieve methodes, deskundige bestuurs- en beleidsadvisering
enz. En men weet allen dat dit geld kost. Spreker acht het niet meer dan
billijk dat ook de bijzondere besturen een apparaat in stand kunnen
•houden dat voor het optimale verloop van het onderwijs nodig is.
Wethouder Van Ark vindt 'het moeilijk om vanuit het standpunt van
de beide sprekers te praten, want zij gaan uit van de kosten die ge-
maakt worden door het bijzonder onderwijs, terwijl het uitgangspunt van
de wet is dat men zich moet baseren op de kosten van het openbaar
onderwijs. Dit uitgangspunt leidt uiteraard tot een geheel andere opzet.
In het algemeen heeft de gemeente geen inzicht in de wijze van besteding
van de gelden van de bijzondere scholen; zij zijn daar volkomen autonoom
in. Het bedrag van de materiële kosten kan men precies nagaan; dat
wordt dan verhoogd met een bedrag dat geschat is voor administratie-
kosten. Als de heer Van Emmerik meent dat de administratiekosten voor
het openbaar onderwijs in Heemstede meer bedragen dan f 11,per
leerling, dan meent spreker dat dit beslist niet het geval is. Het is namelijk
zo dat Heemstede in het algemeen erg laag met zijn kosten zit. Dus spre-
ker mag aannemen dat men ook laag zal zitten met de administratie-
kosten voor het openbaar onderwijs. Met f 11,is men al boven veel an-
dere gemeenten, en daarom is er voor het college geen aanleiding om op dit
moment te zeggen dat Heemstede daar verder boven uit moet gaan. Niet-
temin heeft het college besloten om, als inderdaad gegevens worden over-
gelegd van bijzondere scholen om te beoordelen wat bij die scholen onder
administratiekosten valt, aan de hand van de uitkomst daarvan te kijken
of er voor het college aanleiding is om dat bedrag te verhogen. Maar
spreker herhaalt dat het uitgangspunt natuurlijk blijft niet wat de bij-
zondere scholen uitgeven, maar wat door het openbaar onderwijs wordt
uitgegeven. In het algemeen heeft men geen toegang tot de cijfers van de
bijzondere scholen, en daarom is het altijd moeilijk om daar een oordeel
over te vellen; men kan natuurlijk wel een uittreksel krijgen uit bepaalde
posten, maar het is daarbij altijd de vraag of dat wel een juiste maatstaf
is. Spreker kan zeggen dat hij toevallig wel inzicht heeft in cijfers van
enkele bijzondere scholen, waar het bedrag van f 11,- per leerling ruim-
sehoots de kosten dekt, met inbegrip van de accountantskosten.
De heer De Ruiter vindt het vervelende van de zaak dat de wethouder
zegt dat de wet voorschrijft dat de kosten van het openbaar onderwijs ook
gelden voor het bijzonder onderwijs; vervolgens zegt hij dat men de kosten
voor het openbaar onderwijs niet kan bepalen, en dan dat hij de kosten-
bepaling die bij het bijzonder onderwijs wel plaats kan vinden, toch niet
als normatief accepteert. Spreker vindt het verbazingwekkend dat de
administratiekosten van de openbare scholen inderdaad niet meer zijn
dan ongeveer f 6.000,per jaar; spreker vindt het zo ongelooflijk dat de
wethouder dat denkt, op grond van die ongeveer 600 leerlingen die de
openbare scholen hebben f 11,dat spreker nauwelijks kan begrij-
pen dat hij deze rekensom serieus neemt. Maar er is een heel andere zaak
aan de orde: toen de raad jaren geleden argumenteerde over de hoogte
van de administratiekosten (destijds een bedrag van ongeveer 8,toen
was de basis daarvan simpelweg dat al het werk dat voor die scholen