27 januari 1972
5
In Heemstede probeert men het onderwijs waar nodig te vemieuwen en
aan te passen aan de eisen die onze samenleving daaraan stelt. Maar hoe
is dat mogelijk als er nu nauwelijks sprake kan zijn van een verlaging
van de leerlingenschaal bij het kleuter- en basisonderwijs En hoe is dat
mogelijk dat de financieringsmiddelen beperkt worden voor het bouwen
van scholen Ook voor de schoolbegeleidingsdienst zullen er nauwelijks
financieringsmiddelen zijn. Spreekster vraagt de wethouder of hij het er
mee eens kan zijn dat dit beleid op de duur nadelig zal zijn voor het
onderwijs in Heemstede. Er zijn zoveel mensen, ouders en onderwijzers
en anderen die met het onderwijs te maken hebben en ervan overtuigd zijn
dat vemieuwing van ons onderwijs noodzakelijk is. Als de wethouder het
daarmede eens kan zijn, vraagt zij of het niet mo.gelijk is tezamen met
de andere wethouders van onderwijs in de I.S.K.-gemeenten, zulk een
beleid eens aan de orde te stellen door middel van het opstellen van een
motie en deze bijvoorbeeld bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
aanhangig te maken. Spreekster meent namelijk dat zo'n motie zinvol kan
zijn, omdat zij komt van mensen die zo nauw betrokken zijn bij de pro-
blemen, die door het beleid van het ministerie van onderwijs er al zijn
of zeker zullen ontstaan.
De voorzitter kan, alvorens de heer Van Ark het woord te geven, wel
zeggen, dat het college zich voorlopig zo opgesteld heeft dat het inge-
gaan is op het advies van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten,
waarin wordt aangedrongen om niet over elke motie, die in den lande
wordt aangenomen en toegezonden met verzoek daaraan adhesie te be-
tuigen, een eigen standpunt te gaan innemen, waardoor men bij inge-
komen stukken vaak over zeer diepzinnige zaken moet gaan spreken.
De Vereniging heeft geadviseerd zich tot haar te wenden, opdat zij de
zaken kan bundelen en bezien wat daar uit komt. Zo zou spreker ook op
dit moment geen uitgebreid debat op prijs stellen over de onderwijs-begro-
ting van de regering. Dat lijkt spreker overigens ook te veel onvoorbereid
en te rauw, waarmede het college overigens geen bepaald standpunt heeft
ingenomen met betrekking tot de inhoud van de motie. Het college Wil dus
in het algemeen de lijn volgen die de Vereniging van Nederlandse Gemeen-
ten heeft aangegeven, opdat niet door iedere toevallige motie die van Uit-
huizermeeden tot aan Geleen tot ons komt, bij het begin van de verga-
dering, waarvoor vaak een eigen grote agenda ligt, een uitgebreid debat
ontstaat.
Wethouder Van Ark merkt op dat de voorzitter reeds heeft uiteengezet
waarom in het algemeen moties niet zonder meer worden gesteund. Voor
spreker blijft dan de vraag over of hij het beleid van de regering in deze
moet gaan verdedigen of niet. Spreker is er van overtuigd dat het in het
algemeen noodzakelijk is dat er onderwijsvemieuwing komt en dat is een
zaak die naar sprekers mening ook bij de regering speelt. Op een gegeven
moment zit de regering natuurlijk met financieringsproblemen, en hoe-
wel men dan kan zeggen dat het om vaak zeer belangrijke zaken gaat,
kunnen bepaalde dingen eenvoudig niet uitgevoerd worden. Maar spreker
gelooft niet dat hij de taak heeft om hier het regeringsbeleid te ver-
dedigen, hoewel hij persoonlijk wel aehter dat beleid staat, maar dat is een
heel andere zaak en niet het punt waar het om gaat, want spreker zit
hier niet voor zichzelf te praten, maar hij zit hier als lid van het college
en dat heeft hier geen standpunt over ingenomen.
De voorzitter meent dat deze zaak ongetwijfeld weer in I.S.K.-verband
ter sprake zal komen; daar behoeft men niet aan te twijfelen.
Mevr. Diel zegt dat dit eigenlijk haar twijfel was. Omdat bij de be-
grotingsbehandeling hierover eigenlijk zo weinig naar voren is gekomen
was deze motie voor haar een aanleiding om deze zaak onder de aandaeht
te brengen.