27 januari 1972
7
hij het bedrijf uitvoerig heeft bekeken. Daarbij heeft hij gezien dat het
wat betreft de chemicaliën die de grond in zouden gaan, wel meeviel.
Toch meent spreker dat het wel zinnig is om vanuit het college opnieuw
met deze mensen te gaan praten om dan gezamenlijk en niet door
middel van het uitwisselen van brieven, die bijna niet te beantwoorden
zijn vanwege hun uitvoerigheid als een soort ombudsman of een col-
lege van goede diensten te spreken met alle betrokkenen. Dat lijkt spreker
de meest zinnige oplossing.
De heer Van den Briel gelooft dat hij zich voor een groot deel kan aan-
sluiten bij de woorden van de heer Van Tongeren. Spreker is ook bij dat
bedrijf geweest en heeft de zaak ook bekeken. Op het eerste gezicht iijkt
het bedrijf ongevaarlijk, maar het is natuurlijk met deze chemische zaken
zo, dat men als leek daar niet helemaal over kan oordelen. Spreker wil
naast het voorstel van de heer Van Tongeren een andere suggestie doen,
namelijk of het niet mogelijk is om bijvoorbeeld door de commissie voor
openbare werken deze zaak nog eens te laten onderzoeken. Spreker is er
van overtuigd, en dat heeft de heer Kwakkelstein ook tegen hem gezegd,
dat deze tot ieder overleg bereid is; hij is bereid zijn facturen te laten
zien van de door hem gekochte chemicaliën; hij is zeker bereid om voor
die commissie te verschijnen en de zaak uit te praten. Spreker meent dat
misschien op deze manier, door inschakeling ook van raadsleden (de
leden van die commissie) toch nog iets aan dit probleem gedaan kan
worden. Want hoezeer de zaak ook opgeblazen is, ten dele door de krant
en ten dele ook wel door de heer Jonker, is spreker van mening dat men
dit niet helemaal moet bagatelliseren, maar dat men hier toch aan moet
doen wat men kan en dat men van de kant van het gemeentebestuur in
ieder geval het aanbod moet doen tot een serieus onderzoek en een se-
rieuze bespreking hierover.
De heer Bücker concludeert dat het de laatste dagen druk is geweest
op de Voorweg, want ook hij is bij het onderhavige bedrijf geweest, en
hieruit blijkt wel dat de raad aan deze zaak ruime aandacht heeft willen
besteden, zowel aan de vragen die de heer Van Tongeren gesteld heeft,
als aan het antwoord van het college alsmede aan de documentatie die
de raad in verband daarmede van de zijde van de familie Jonker heeft
bereikt. Spreker gelooft dat het een goede zaak is dat, als er op een gege-
ven moment een bepaald incident in de gemeente optreedt en de burger een
beroep doet op de leden van de raad, men dan ook inderdaad mag ver-
wachten dat daar de nodige aandacht aan besteed wordt. Bij het be-
zichtigen van het bedrijf van de heer Kwakkelstein moet spreker zeggen
dat zijn eerste indruk was dat het geheel vrij geïmproviseerd is. Spreker
is echter geen chemisch ingenieur en heeft op die basis dan ook geen
bevoegdheid om al of niet de situatie zoals spreker die daar aangetroffen
heeft en zoals die spreker door beide partijen geëxpliceerd is, te ver-
werpen of te accepteren. Wel is spreker gebleken dat hier nog andere
zaken als de feitelijk strikt technische zaak van de milieu-vervuiling aan
de orde zijn, en dat min of meer deze hele zaak helaas kennelijk nogal
in de emotionele sfeer is terecht gekomen. Dat komt wel meer voor,
maar een reden te meer om hier gaarne de gedachte te steunen die de
heer Van Tongeren heeft geuit en tevens om zich gaarne aan te sluiten
bij datgene wat de heer Van den Briel heeft gesuggereerd. Dit komt dus
in het kort hierop neer, dat van de zijde van het college toch bepaalde
initiatieven moeten worden ontwikkeld om te trachten deze partijen al-
thans in pais en vree als goede buren te doen samenleven, waarbij hij
ook wil vragen om, als eenmaal de tijd waarvoor de vergunning ver-
leend is, is geëxpireerd, nog eens extra aandacht aan de totale situatie te
besteden en zich van overheidswege duidelijk te overtuigen dat het be-
drijf in geen enkel opzicht schadelijk is voor de omgeving.