24 februari 1972 52 van de meest levenwekkende elementen is geweest van de basis van het gemeentelijk bestuur sedert Thorbecke's schepping van 1851, en dat één van de opdrachten is, en spreker meent dat hierover een duidelijke una- nieme mening heerst bij de raad, en niet alleen bij de raad, dat het er om gaat de lijn door te trekken en dan die verdere bijdetijdse democratisering aan te brengen, niet als doel, maar als een heel belangrijk middel. Om met de commissie Biesheuvel te spreken: om ook eigentijds te opereren als bestuur in een wonderlijk krachtenveld; men ziet een overheid landelijk, maar ook plaatselijk, die in kraeht en in mogelijkheden is toegenomen, men ziet aan de andere kant een burger, die op sommige punten machte- lozer is, maar toch ook wel degelijk mét modeme middelen, met modeme wetenschap, een andere en bepaald mondiger positie inneemten wenstin te nemen. Ook het college heeft, ook al is dit dan beknopt uitgevallen, ge- worsteld met de praktisehe uitvloeisels van een aantal principiële deside- rata. Men is er natuurlijk niet met alleen vast te stellen dat men dichter bij de bestuurden wil komen en verder wil democratiseren. Bij een worste- ling met belangrijke zaken kan men toch naar eer en geweten tot een andere conclusie komen, zelfs tot een andere conclusie in een bepaald geval ais een commissie Biesheuvel heeft gedaan, en dat heeft o.a. met de ambtelijke positie alleszins te maken. Ook het college heeft dit als een uitermate belangrijke zaak gezien, waarbij en dat is ook door enkele raadsleden heel duidelijk onderstreept, dat helemaal niet inhoudt dat ze tot dezelfde conclusies zouden moeten komen uiteraard als men bij een voorstel tot de conclusie komt dat dat zonder schade kan zijn en gepaard kan gaan zonder schade toe te brengen aan de functionering en de taak- vervulling van de overheidsorganen, impliceert dit dan meestal ook het ju zeggen tegen een bepaald voorstel. Daaraan doet niets af dat ook van- avond zal biijken, dat ook bij de raad die openheid, die openbaarheid, serieus wordt genomen en dat men wel duidelijke motieven moet hebben om heden ten dage te kunnen vaststellen dat die geheimhoudingsuitgangs- punten dat is iets anders dan geheimdoenerigheid natuurlijk bijvoor- beeld toch ook weer in ambtelijke advisering, niet zonder meer als uitgangs- punt of onbetwistbaar uitgangspunt kunnen worden gehanteerd, maar wel getoetst, hetgeen enkele raadsleden uitdrukkelijk in woorden hebben weer- gegeven, en zojuist hebben geformuleerd t.a.v. de taakvervulling van de bestuurlij'ke organen. Zoals men het thans ziet en met de wetenschap die men nu heeft, mag uiteraard ook de taakvervulling zelf wel degelijk aan een kritische toetsing talootstaan. Door de heer Van den Briel is ook heel duidelijk over die funotionering gesproken en dat is een punt waar be- grijpelijkerwijs ook het college lange tijd bij stil heeft gestaan. Er is ge- sproken over datgene, wat men nu de wettelijke bedding zou kunnen noemen van het bestuur. De heer De Ruiter heeft gesproken over een democratisch geregelde zaak. Men zou zelfs kunnen zeggen dat het in ons democratisch stelsel nauwlijks meer denkbaar is omdat men het eigenlijk als grondrechten gaat ervaren, maar dat als onze democratisch samen- gestelde en tot stand gekomen organen tot een bepaalde conclusie zouden komen, dat inspraak buiten de parlementaire procedure onwettig zou zijn, men dan toch nog zou kunnen zeggen dat dit een democratische, bij meerderheid vasgestelde uitspraak is. Maar daarmede zou het college er zich niet mee af willen maken, dat is een formele democratie zou men kunnen zeggen; materieel is het college bezig aan het zoeken naar de wegen tot verdere democratisering, en dat doet niets af aan het feit, dat er toch behoefte is, een duidelijke drang, om verder uit te bouwen en bijdetijds te timmeren aan onze bestuurlijke structuur. Een punt dat oo'k bij het college heeft gespeeld en dat bepaald valt onder het algemene deel van de beschouwing is, dat is opgemerkt dat er 2 groepen zijn, de belang- hebbenden en de belangstellenden. Het is duidelijk dat de belangstelling natuurlijk, vooral als ze herkenbaar is in een bepaalde opstelling, soms op

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1972 | | pagina 17