65 24 februari 1972 krijgt men de losse adviseur, maar dan ziet spreker geen tussenpositie meer, want er bestaat ook nog een aparte adviseur die men ad hoc kan aantrekken; in die positie komt men dan. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel beslo- ten. De voorzitter merkt op dat de derde mogelijkheid is om in de verorde- ning op de raadscommissies de mogelijkheid te openen om deskundigen a.d hoc aan te trekken en toe te voegen aan raadscommissies, die natuur- lijk dan geen lid zijn van de commissie in de volle zin van het woord, maar inderdaad ad hoc, dus voor dat betrokken onderwerp in de commis- sie komen zitten. Als eenmaal die mogelijkheid in de verordening is op- genomen, zal de commissie niet alleen mans genoeg zijn maar dient ook aan de commissie te worden overgelaten om deze deskundigen ad hoc, via een procedure waar nog over gesproken moet worden, tijdelijk aan te trekken. De heer Jager merkt op dat hij in het derde gedeelte van zijn motie t°ch wel degelijk gezegd heeft dat hij het wil splitsen. Dit punt is dus nog wel degelijk in discussie en hij zou dat ook wei in stemming gebracht willen hebben. De voorzitter zegt dat nu opnieuw van belang is hetgeen vermeld staat in punt 3 van de door de heer Jager c.s. ingediende motie. Maar allereerst gaat het om de procedure dat dus de mogelijkheid wordt geopend om die regeling daartoe ook mede te ontwerpen en aan te passen. Wethouder Verkouw meent dat ook de voorzitter dit recht zou moeten hebben dat twee leden van de commissie hebben, dat het dus ook op initia- tief van de voorzitter kan. De voorzitter acht het noodzakelijk dat als deze zaak geregeld wordt, hierover geen misverstand mag ontstaan. Wethouder Van Wijk verklaart zich tegen dit voorstel. In de eerste Plaats rijst de vraag welke twee leden zo'n voorstel kunnen indienen en als nog eens twee andere leden een ander lid ad hoc willen benoemen, of een andere combinatie nog eens een andere deskundige wil aanwijzen, wat dan Mag het er maar één zijn of mogen twee leden in combinatie met toestemming van de voorzitter een deskundige aanwijzen Er komt anders wel een grote toevalligheid in: twee leden die de eerste zijn met een voor- stel of iets dergelijks. Naar sprekers mening moet het een voorstel zijn dat in de commissie komt, misschien van verschillende kanten, met ver- schillende deskundigen, waarbij alleen de meerderheid van de commissie daaruit een keuze doet en dan heeft men dus een deskundige. Anders krijgt men een ontstellende verwarring, waar spreker althans voorlopig meent niet te kunnen uitkomen. Spreker stelt dus voor dat het gewoon de meer- derheid van de commissie zal zijn die beslist op voorstel van wie dan ook. De voorzitier acht dit een duidelijk amendement op het voorstel van de heer Jager. Ook uit het voorstel van het college zal men hebben begre- Pen dat de grootst mogelijke meerderheid van het college van mening is dat een commissie die uitspraak dient te doen. Spreker zal eerst het voor- stel van de heer Van Wijk in stemming brengen als zijnde het meest vergaande voorstel, zulks overeenkomstig het reglement van orde. De heer Jager heeft er bezwaar tegen dat het voorstel van de heer Van Wijk als een amendement op zijn voorstel wordt beschouwd. Spreker vindt dit twee voiledig aparte voorstellen en mocht het amendement van de heer Van Wijk worden aangenomen, dan trekt hij zijn voorstel in. De voorzitter merkt op dat er een logische volgorde van stemmen moet zijn. Het heeft weinig zin om te gaan debatteren over het principe, wat in feite al is aangenomen, namelijk het aantrekken van deskundigen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1972 | | pagina 30