86
16 maart 1972
Het vormen van gespreksgroepen houdt ten nauwste verband met de
wijze waarop zo'n hoorzitting wordt voorbereid of ingericht; op zichzelf is
spreker het met de heer Van Tongeren eens dat grote vergaderingen over
het algemeen de minst vruchtbare zijn, en dat men dus inderdaad beter in
kleine groepen kan spreken, die dan verslag uitbrengen waardoor men dan
misschien met elkaar tot een conclusie komt die al dan niet overtuigt.
De voorzitter gelooft dat de heer Van Tongeren er terecht op heeft ge-
wezen dat ook in het bekende advies van de Raad van Advles Ruimte-
hjke Ordenmg wordt er over gesproken de te berekenen tijdwinst via
de meuwe methoden er toe kan leiden, dat er niet alleen een groot ver-
trouwen ontstaat în de gang van zaken, wat een uitermate belangrijk
wmstgegeven is, maar er ook heel duidelijk een winst is in de staart, als
e®.n van, d® voordelen van de nieuwe procedures met variabele
mogelijkheden rekent dat de tijd, die bijvoorbeeld bij bezwaarschriften tot
een ernstige stagnatie kan leiden, ook wel degelijk als een zeer belangrijk
wmstpunt mag worden meegerekend.
Spreker merkt op dat de minderheid van de commissie op blz. 5 van het
comrmssierapport zegt: „Deze leden menen dat de door hen voorgestane
procedure meer ligt m de lijn van het advies van de Raad van Advies
Ruimtehjke Ordenmg". Spreker meent hier een ander standpunt te moe-
ten mnemen. Als hij het advies van de Raad van Advies Ruimtelijke Or-
dening goed heeft begrepen, dan is daar juist een sterk pleidooi in te vin-
den dat de raadscommissies van begin tot einde de zaak uitdrukkeliik
begeleiden; en dat zou een argument kunnen zijn dat zou pleiten voor het
standpunt van burgemeester en wethouders en ook voor het standpunt van
Van^wuufw Vfa de colnmissie> dat de raadscommissies, zoals de heer
Wijk het uitdrukte, bij de keuken ten nauwste betrokken in een
vroegtijdig stadmm worden ingeschakeld. Inzake het houden van een hoor-
zittmg op verzoek van een commissie, meent spreker dat er, ook na de
vorige vergadermg, geen enkel misverstand over bestaat dat het, als het
emgszms kan een te vermijden zeldzaamheid moet zijn dat hier een kloof
tw a -a r-? tlfSSen een commissie. die op haar gebied adviseert maar
toch duidelijk als commissie een uitspraak doet, en het college. Er is ook
bij het college geen enkele behoefte om een sfeer voor een dergeliike kloof
op te roepen. Alleen heeft het antwoord van burgemeester en wethouders
hwwJ? 1 ,t6 maken met de wiJ'ze waarop de commissie zich
eft opgesteld en als men dan leest m het rapport van de commissie (blz.
Z). „Indien de raad of een commissie" spreker heeft het nu over een
commissie „de wens te kennen geeft over een belangrijke aangelegen-
doen "8n te houden> zal het college aan deze wens moeten vol-
Met alle reverentie die ten aanzien van commissies past, is het naar de
mening van het college niet juist om op één lijn te stellen: indien de raad
of een commissie de wens te kennen geeft enz. De heer Rücker zal zich
ongetwijfeld nader willen verklaren in de repliek, nu hij het zö stelt dat
burgemeester en wethouders natuurlijk niet aan een commissieuitspraak
zonder meer voorbij zullen gaan, maar dat het er strikt genomen om gaat
dat hoorzittingen als spreker hem goed heeft beluisterd, op voorstel van
de raad dienen plaats te vinden. Spreker kan niet terug zien op een hele
historie van hearingen, maar hij zou bepaald namens het college willen
pleiten voor tenminste 2 mogelijkheden. Nog onlangs heeft het college zij
het op advies van een commissie, een uitnodiging ontvangen om een hoor-
zittmg te orgamseren en dan kunnen de commissies natuurlijk een be-
mpïïai6/"! toevaUen in het organiseren van hearings. Het is misschien
goed dat de heer Rucker zich op dit punt nader verklaart.
m!')r.e!.er, heett, en hij neemt aan dat dit zelfs zonder collegiaal beraad
hele college &eldt> met grote belangstelling geluisterd naar het
uitnodigen van belangstellenden in de gespreksgroepen enz., hetgeen een