m
KSB5
94
16 maart 1972
wel belangstelling- voor is om de bevoegdheden van de commissies uit te
reiden in de zin waar nu over gesproken wordt.
De voorzitter merkt op dat die discussie dus volkomen open is gebleven,
ook open kan blijven na deze materie, alleen zou spreker het niet gekop-
Pdd willen zien aan het onderwerp dat thans aan de orde is, want dan gaat
men mede zijn standpunt al laten beïnvloeden door de vraag wat men met
de commissie straks gaat doen. Dat moet een aparte discussie zijn, die
een toetsing is aan de mogelijkheden die de gemeentewet inhoudt.
Spreker constateert dat er over punt 2 althans geen twijfels meer be-
staan en stelt aan de orde punt 3 van het rapport democratisering' Onen-
heid van ambtelijke stukken.
De heer Jager wil ten aanzien van dit punt twee onderscheidingen sig-
naleren, namelijk die tussen ambtelijke adviezen, waaronder die van amb-
telijke organen van buiten de gemeente, en adviezen van buiten het ambte-
lijk a.pparaat en ten tweede een onderscheiding tussen de openbaarheid, en
dan leest hij die in de zin zoals de commissie democratisering dat doet
namehjk de toegankelijkheid, tegenover raadsleden en tegenover niet-
raadsleden. Wat betreft de toegankelijkheid voor raadsleden is sprekers
tractie van mening, conform het standpunt van de commissie democrati-
sering, dat alle adviezen, rapporten, nota's en dergelijke, die betrekking
hebben op of van belang zijn voor het beleid van het college van burge-
meester en wethouders, ter inzage moeten liggen voor de raad, omdat zij
dan tevens van belang zijn voor het beoordelen van dat beleid. In het
standpunt van het college ten aanzien van deze zaak, is een spreker
hoopt dat hij het mis heeft onaanvaardbare tegenstelling gecreëerd
tussen de raad en het college. De raad, als hoofd van de gemeente, heeft
het recht mzage te krijgen van alle stukken die zij wenst Om dit te
kunnen realiseren moeten in de eerste plaats natuurlijk die stukken be-
kend zijn, welke er zijn, en moeten die stukken naar zijn mening voor
de raad ter inzage liggen. In een gemeente is het college van burgemees-
ter en wethouders geen kabinetje en de raad geen tweede kamer. En dat
laatste lijkt enigszins uit het standpunt van het college te komen. Spre-
ker vraagt daarom of het college bereid is alle adviezen, rapporten en
nota s, die voor het beleid van belang zijn, bij het desbetreffende raads-
voorstel ter mzage te leggen voor de raad. Ook hier zou spreker even-
tueel een uitspraak van de raad over willen vragen.
Een vraag van andere orde is die van de toegankelijkheid van stukken
voor îedere geïnteresseerde burger. Wat dit punt betreft is sprekers frac-
tie van memng dat alle niet-ambtelijke adviezen, zoals die van stedebouw-
kundige bureau's, bijvoorbeeld het rapport van Stad en Landschap over de
ontwikkehng van het centrum van Heemstede, en de adviezen van instan-
ties zoals Heidemaatschappij en dergelijke, voor iedere burger toegan-
kelijk dienen te zijn, en dat derhalve zodra een dergelijk advies of rapport
is ontvangen, het vrij dient te worden gegeven voor publikatie. Uitdruk-
kelpk wil spreker hierbij stipuleren dat naar zijn oordeel de leden van de
raad geen primeurrecht hoeven te hebben ten aanzien van het kennisne-
men van dit soort stukken. Gelijktijdige toezending aan de raad ên pubh-
katie naar buiten is voldoende. In deze vindt sprekers fractie de commissie
Biesheuvel en verschillende andere commissies aan haar zijde. Ten aan-
zien van adviezen van ambtelijke organen buiten de gemeente, is zij van
menmg, dat ook die in het algemeen openbaar moeten zijn. Dit zal natuur-
lijk echter alleen kunnen in overleg met de desbetreffende organen. De
adviezen van het eigen ambtelijke apparaat van de gemeente, zullen zeker
°°k vaak voor openbaarheid geschikt zijn, al zullen hier vermoedelijk
meer uitzonderingen moeten voorkomen. En dan komt aan de orde het
punt, dat de heer Van den Briel de vorige keer al, toen dit rapport bespro-
ken werd, aan de orde heeft gesteld, namelijk de positie van de ambtenaar.