16 maart 1972 97
democratisering is gesteld dat de map met raadsstukken, zoals die op het
ogenblik bestaat en toegankelijk is voor de raadsledeneigenlijktoeganke-
lijk moet zijn voor alle belangstellende burgers. Daarbij is gezegd dat het
natuurlijk duidelijk is dat er bepaalde stukken zijn, die m het beiang va
een goed bestuur niet volledig openbaar gemaakt kunnen wonlen Waar-
om kunnen dan de stukken, die dus niet voor de burgerij openbaar zijn,
niet in een aparte map worden gedaan die beslist toegankelijk moet zijn
voor de raadsieden. Spreker gelooft dat dat een mogelij^exd m die wd
degelijk overdacht moet worden. Dat er verschillende opvattingen zijn
over de openbaarheid van stukken, waar de heer Jager over gesproken
heeft, kan spreker zich heel goed voorstellen. Hij gelooft dat men op het
ogenblik eigenlijk alleen maar te maken heeft met deopvattmgen zoals
die in gemeenten zoals Heemstede leven, dat men betrekkelijk weinig
heeft aan de opvattingen zoals die zouden kunnen leven m commissies en
in het ambtelijk apparaat van de tweede kamer of van de Pr0V1"c'e,SP
ker vindt het een heel moeilijk punt. Spreker meent dat de onafhanke j
heid van de ambtenaren, waar hij verschillende keren de nadruk opheeft
gevestigd hoe belangrijk die is voor ons democratisch bestuur m Neder-
land wel degelijk kan blijven bestaan, en dat het noodzakelijk îs dat het
college de raadsleden hierin kan vertrouwen en als zodamg zal moeten
handelen.
De heer De Kuiter meent, dat in de betogen van de yerschillende spre-
kers één facet is overgeslagen en dat is het volgende. Inderdaad bestaat
het college van burgemeester en wethouders op de burgemeester na, zelfs
voor 100 uit raadsleden, en vormen tezamen met de burgemeester het
dagelijks bestuur van de gemeente. Maar dat neemt niet weg da.t voor e
college van burgemeester en wethouders, naast die afvaardiging uit de
raad om het dagelijks bestuur te vormen, ook nog specifieke eigen taken
zijn weggelegd. Spreker denkt daarbij bijvoorbeeld aan de uitvoering van
de Woonruimtewet, aan de sociale voorzieningswetten, de politie, enz.
is dus een aantal taken, waarvan spreker duidelijk wil stellen, dat de
raad daar op dat punt, naar zijn mening althans, onmogelijk de openbaar-
heid van kan eisen of vragen eenvoudigweg omdat dit zich helemaal aan
de besluitvorming van de raad zelve onttrekt. Die restrictie wil spreker op
voorhand maken, opdat daar, althans wat spreker betreft, geen yerwar-
ring over mogelijk is, dat hij deze categorie van problemen en stukken uit-
schakelt in zijn redenering. Voor het overige ge ooft spreker dat het de
meest volstrekt normale zaak is als aan raadsleden die uitemdelijk în
laatste instantie over bepaalde problemen moeten besluiten en fungere
als hoofd van een gemeente, het hoogste bestuursorgaan van een gemeente,
ook informatie wordt verstrekt die door ambtenaren veelal door haar
benoemd worden verstrekt aan het college van burgemeester en wet-
houders. Spreker meent dat daar verder ook geen enkele restnctie op
mogeliik is en als zodanig gelooft hij dat er een grote eenstemmigheid îs,
althans tot dusver in deze raad, dat de raadsleden vragen en verwachten
en ook initiatief van burgemeester en wethouders verwachten, dat die
stukken aan de raadsleden ter beschikking worden gesteld. Het moet dus
niet zo zijn dat er gevraagd wordt: heeft de directeur van openbare wer-
ken hier nog iets over geschreven, en dat dan aarzelend een papier uit een
map wordt gehaald. Dit moet volgens spreker een vanzelfsprekendheid
zijn en vooropstaan.
Spreker meent met betrekking tot de openbaarheid van de met-ambte-
lijke adviezen dat men heel ver mee kan gaan met de gedachtengang, dat
niet-ambtelijke adviezen in zijn algemeenheid ook openbaar kunnen zijn.
Spreker verschilt met de heer Jager alleen van mening over de vraag
van het tijdstip waarop. Het kan namelijk van buitengewoon groot belang
zijn dat een niet-ambtelijk advies niet direct openbaar gemaakt wordt. Hr
kunnen bijzonder grote belangen op het spel staan en dan gaat men bijna