112
16 maart 1972
selen, îs zij geen partij want zij weet te weinig om partij te zijn. Zonder
een goede basis aan informatie zal zij niet objectief kunnen oordelen en
zal zij niet rijp zijn voor een constructief meedenken. Het coilege heeft
gelijk als zij zou stellen dat de burgerij niet verder ziet dan haar meest
directe omgeving, dat bemerkt men op de hoorzittingen; daarom is de
voorlichting zo enorm belangrijk. Dan ontstaat bij de burgerij begrip voor
de gemeentelijke moeilijkheden en dan kan men er samen aan werken
Spreker is dus vöör de uitgave van een kwartaalblad als minimaal begin
en niJ hoopt dat verdere bestudering van mogelijkheden in dit kader, veel-
vuldig m de commissie voor algemene zaken aan de orde zal komen. Als
de mening van het college wat de kwartaaluitgave betreft niet veran-
dert, dan zal hij in tweede instantie een voorstel hierover indienen.
De heer V an den Briel is sinds dit verslag van de commissie opgesteld
îs wat ouder en misschien wat wijzer geworden. Hij gelooft nameliik
toch dat de argumentatie, die het college over dat kwartaalblad in de toe-
lichting geeft, wel hout snijdt. Het is inderdaad een nadeel dat iets soms
te laat in dat kwartaalblad komt, en dat bepaalde zaken die op korte ter-
mijn gepubliceerd moeten worden.wat de voorlichting betreft, beter in de
piaatselijke of regionale pers kunnen komen. Spreker meent dat een uit-
gebreidere samenwerking met de plaatselijke en regionale pers die
daar zeker toe bereid is ook die betere voorlichting kan geven die de
commissie democratisering zo graag wilde. Het kwartaalblad lijkt spre-
ker bij nader înzien daar toch niet geschikt voor. Aan de andere kant
vmdt spreker dat de voorlichting uitgebreid kan worden door nadere sa-
menwerking met de plaatselijke pers; door als het raadhuis klaar is even-
tueel een informatiestand in te richten in een daarvoor geschikte ruimte.
en dergelijke maatregelen meer. Spreker is het wel met de heer Van Ton-
geren eens dat er meer kan gebeuren, maar hij gelooft niet dat dit nu
Perse in een kwartaalblad zou moeten geschieden.
De heer Bücker heeft zich na ampel overleg in zijn fractie laten over-
tuigen van de realiteit, dat aan het doen uitgeven van een periodiek mede-
delmgenblad in de pra.ktijk toch wel duidelijke nadelen verbonden zijn,
îjn rractie realiseert zich dat aan het voorbereiden, het verzorgen van de
copy, het rimnen van dit geheel, het tijdig beschikbaar hebben van de te
publiceren berichten en wat dies meer zij, meer consequenties verbonden
zijn dan men in eerste instantie wellicht meent en dat speciaal de regel-
matigheid van de uitgave nog wel eens een keer in het gedrang zou kun-
nen komen. Wanneer men eenmaal voor een bepaald principe kiest, dan is
een van de meest duidelijke en ook onontkoombare consequenties, dat men
moet zorgen dat ook regelmatig een goede verzorging van een dergelijke
publicatie mogelijk is. Men kan zich bijvoorbeeld voorstelien dat het colle-
ge ter gelegenheid van een begrotingsvergadering eens overgaat tot een
bepaalde publicatie anders dan in de plaatselijke pers, maar in ziin alg-e-
meenheid staat sprekers fractie toch gereserveerd tegenover dit geheel
mede omdat de ervaring leert hoe relatief weinig belangstelling het pu-
bliek toont voor diverse uitgaven die in de brievenbus komen. Dan is het
gevaar met denkbeeldig dat op een gegeven moment een berichtgeving
die door het ene gemeentelijke apparaat in de bus wordt gedeponeerd
weer door een andere dienst, de gemeentelijke vuilophaaldienst, wordt
opgehaald en gedeponeerd op de dure belt.
Sprekers fractie meent dus dat het gebruik maken van de publiciteits-
media, in casu de plaatselijke en eventueel de regionale pers, de gelegen-
heid en het middel bij uitstek is om althans in zijn algemeenheid in de
nieuwsgaring en nieuwspublicatie te voorzien. Spreker wil wel de kant-
tekening maken, dat als inderdaad de plaatselijke en de regionale pers
maar dan zou hij zich speciaal tot de plaatselijke pers willen richten re-
gelmatig door het college wordt ingeschakeld om het gemeentenieuws