80
16 maart 1972
de eerste hoorzitting duidelijk iets naar voren schuift, maar toch ook niet
helemaal af wil van visualisering van de in de nota neergelegde gedachte
als zodanig. Het klinkt misschien wel erg slapjes, maar spreker heeft
tegen geen van de drie hier naar voren gebrachte standpunten overwe-
gende bezwaren, hoewel hij van mening is dat met de procedure, zoals die
do°r de meerderheid van de commissie is voorgesteld, waarschijnlijk op
den duur het best te werken zal zijn. Maar ook al zal men zich een keer
vergissen en een minder bruikbare methode volgen, dan kan dat altijd noe
gecorrigeerd worden door een tweede hoorzitting, die de zaak wat meer
levendig en doelmatig zou maken. Een tweede opmerking' die spreker wi)
maken is van een geheel andere aard. Het is de laatste tijd in sommige
gemeenten ook wel gewoonte en spreker moet zeggen dat het een ge-
woonte is die misschien wel eens bijzonder vruchtbaar zou kunnen biijken
te zijn om in plaats van die eerste hoorzitting geen hoorzitting te hou-
den, maar tevoren de burgerij, die interesse heeft, op te roepen om aan
een gesprek hierover deel te nemen, en dan afhankelijk van het aanta!
mensen dat daarvoor belangstelling heeft, deze op te splitsen in een aantal
gespreksgroepen, zodat een veel beter kontakt, een veei beter gesprek
over de materie mogelijk is. Dat kan dan ook geschieden in een vaak veel
rustiger sfeer, informatief van beide zijden, waardoor het mogelijk is om
naderhand, zowel van de zijde van de burger als van de overheid, veel be-
ter voorbereid tot een openbare hoorzitting te komen, waarin alle pun-
ten nog eens aan de orde kunnen worden gesteld. Spreker zou zich kunnen
voorstellen dat in plaats van die eerste hoorzitting, die naar zijn gevoelen
toch het gevaar in zich draagt in oeverloos gepraat te ontaarden, een der-
gelijke gedachtengang eens zou worden gevolgd om op die manier er eerst
eens uit te halen wat er eigenlijk bij de burgerij in zit en dat te doen uit-
kristalliseren op een dan grotere hoorzitting. Spreker wil deze gedachte
toch graag in de aandacht aanbevelen.
Voorts zou spreker er geen bezwaar tegen hebben als nogmaals aan de
orde gesteld zou worden de kwestie van het houden van een openbare hoor-
zittmg, als de commissie dat wenst. Spreker gelooft dat dit punt de vori-
ge maal wel is behandeld, doch dat onder de indruk van het uur, de ver-
moeidheid en andere toestanden meer, het toch wel duidelijk tussen wal
en schip is geraakt. Spreker meent toch stellig dat de heer Jager hier-
over een voorstel heeft ingediend; hij weet niet of het de bedoeling is om
dit nogmaals aan de orde te stellen, maar dat betekent dan wel dat er te-
ruggekomen wordt op een standpunt, dat vorige keer eigenlijk al bepaald is.
De voorzitter merkt op dat er inderdaad een voorstel van de heer Jager
geweest is om als een commissie dit wenst, een openbare hoorzitting te
ouden. Dit punt is bij de openbaarheid van de raadscommissies (punt
1 b) aan de orde geweest. Het voorstel is verworpen, maar is min of meer
misschien via de algemene beschouwingen weer in de discussie geraakt.
spreker is het er mee eens dat dit onderwerp in feite op meer plaatsen
naar voren komt en daardoor is dit punt weer naar voren gekomen Spre-
neemt aan dat een hernieuwde stemming ook door de heer Jager van-
avond met zal worden uitgelokt, maar het punt heeft wel een kant ge-
kregen waardoor er ook ongetwijfeld namens het college iets over gezegd
zal worden ter verduidelijking en ongetwijfeld ook ter opklaring van wat
mmder klaar zou zijn. Spreker geeft de raad daarom de vrijheid om er in
deze context iets over te zeggen.
De heer Rücker vindt dat de voorzitter van de commissie ad hoc waar-
van spreker mede de eer had lid te zijn, de gedachten, zoals die zich in de
commissie ontwikkeld hebben, feitelijk al duidelijk naar voren heeft ge-
bracht. Ook spreker gelooft, en met hem zijn fractieleden, dat de verschil-
len van opvatting, zoals deze zich manifesteren in het rapport tussen de
meerderheid en de minderheid in feite niet zozeer het principiële dan wel