16 maart 1972
83
kunnen worden uitgenodigd om zitting te nemen in commissies, zoals dat
in de vorige vergadering is besproken. Spreker heeft reeds duidelijk een
beeld van een plan zoals die zou kunnen zijn en hij heeft de schets van een
plan al in de niet-openbare commissievergadering Openbare Werken ge-
geven. Men heeft in de krantenartikelen kunnen lezen hoe iedereen met
veel plezier aan de fictieve bestemmingsplannen meedeed, en het grappige
was dat iedereen met andere schetsjes kwam, en dat er ook bijna nooit een
gewone straat uit kwam, maar altijd woonhofjes en andere vormen. Een
heel belangrijk facet daarbij is dat men niet gewend is met deze dingen te
spelen, men is vastgeroest in een patroon zoals dat altijd geweest is. Door
met elkaar te debatteren over een fictief plan, waarover men geen zware
beslissingen hoeft te nemen die men als gemeenteraadslid meestal wel
moet nemen komt men tot heel andere gedachten. De hoofden van dienst
die ook aanwezig zijn kunnen dan advies geven over de kosten van riole-
ring bij de uitvoering van een bepaald plan enz.
Het is jammer dat men in Heemstede nog weinig plannen te realiseren
heeft maar het is in elk geval een zaak die men echt eens moet gaan
doen. Spreker zegt dat zijn fractie niet in alles de totale afhankelijkheid
van de publieke mening voorstaat. Wat zij wel wil is het open gesprek,
het betrekken van de burgerij bij het proces, waardoor begrip ontstaat
voor elkaars standpunten, problemen, wensen en mogelijkheden.
De heer Brandsma meent hoewel het enigszins tegenstrijdig klinkt
te mogen vaststellen, dat ten aanzien van het punt inspraak bij de ruim-
telijke ordening, er in de raad een grote mate van eenstemmigheid be-
staat. Er zijn ogenschijnlijk 3 meningen, namelijk een meerderheids- en
een minderheidsstandpunt in de commissie en daarnaast het standpunt
van het college, maar ze liggen allemaal in hetzelfde vlak, en gaan alle-
maal uit van de bereidheid om een zo groot mogelijke inspraak op dit
belangrijke onderwerp tot stand te brengen, en dat vindt spreker buiten-
gewoon verheugend. Daarover is men het wel eens. Wat scheiding brengen
kan is een kwestie van praktische toepassing. De een zal zeggen: doe het
zo, want dan zal men beter het doel bereiken en de ander zal daar huive-
rig voor zijn, wil wat meer omlijnde gedachten ter tafel brengen, terwijl
het college daar zo'n beetje tussen in zit en eigenlijk zegt dat het er voor
voelt om, zodra er iets op papier staat, namelijk in de vorm van het pro-
gramma van eisen, daarbij enkele schetsjes makende, dan al het contact
met de burgerij op te nemen. Spreker dacht dat dit vrijwel overeen kwam
met het minderheidsstandpunt van de commissie. Het zal misschien wat
anders gezegd zijn spreker behoorde tot die minderheid in de commis-
sie maar die minderheid heeft het inderdaad wel zo bedoeld. Zij heeft
niet bedoeld om te zeggen dat men maar eens in een zaal moet gaan zit-
ten met de burgers om maar eens voor de vuist weg te gaan praten. Zij
heeft natuurlijk altijd gedacht iets op papier te zetten, ook te publiceren,
zodat de mensen tevoren weten waar het die avond over gaat, maar toch
ook weer niet dat alles vast ligt in een bepaald voorlopig plan, omdat de
ervaring nu eenmaal leert dat wanneer men zelf en de stedebouwkundige
zich daarover hebben gebogen en men de hele inhoud van het plan min of
meer door de gedachten heeft laten gaan, men al tot een eerste standpunt-
bepaling is gekomen. Spreker vindt dit een moeilijk punt. Er moet geen
standpunt zijn, er moet een wens zijn iets te willen en dat moet men na-
tuurlijk wel aangeven in een bepaalde vorm, maar men moet niet zeggen
dat men al een mening heeft. Zover moet het niet zijn. Eerst dan kan men
naar sprekers mening komen tot een juiste gedachtenwisseling, en dan
zullen er zeker burgers zijn die met leuke en aardige dingen komen; er
zullen er natuurlijk ook zijn die met plannen komen die om financiële,
planologische of andere redenen niet realiseerbaar zijn. Maar dat moet
men er voor over hebben om een dergelijke discussie met de burgers te
voeren. Spreker heeft er vrede mee als hij het standpunt van het college