167 27 april 972 dit gebied nog tot stand zal worden gebracht, dat het weinig zin heeft om hier nu met amendementen op deze regeling te komen. Dat neemt niet weg dat er natuurlijk toch een aantal onduidelijkheden zijn waar hij graag even de vinger bij wil leggen. Eén van de punten die het meest opvalt bij bestudering van dit vraagstuk is, dat er geen duidelijk antwoord wordt gegeven op de vraag wat het gewest nu eigeniijk is. Men zou uit de regeling kunnen lezen dat het hier gaat om lokaal bestuur. Spreker is er persoonlijk van overtuigd, dat op de duur het gewest alleen maar zal kunnen bestaan als het overgaat van het loikale bestuur naar het bovengemeentelijke. Zodra men dat oppert, en spreker meent dat hij niet de enige is die er zo over denkt, dan komt ogenblikkelijk de vraag naar voren wat in de toekomst de plaats van de provincies zal zijn. En ook daar is eigenlijk geen enkele duidelijkheid over, hoe de verhouding zal zijn van gewest tot provincie, van gemeente tot gewest en vooral ook, wat een heel belangrijk vraagstuk niet speciaal hier maar in zijn algemeen- heid dreigt te worden, de verhouding gewest-centrumgemeente in een ge- west. A1 deze pröblemen zijn eigenlijk in ons hele denken over de bestuurs- structuur van Nederland nog totaal niet uit de doeken gedaan en het is dan ook in dit licht dat men een dergelijke regeling moet benaderen, moet bezien, waarbij de zwakheden die daar dan haast onvermijdelijk door het gebrek aan kennis van de toekomstige structuur wel in moeten zitten op dit moment, te aanvaarden om te proberen straks als er in dit opzicht meer duidelijkheid is verkregen, die structuur zo veel mogelijk om te buigen zodat het kan functioneren in de hele nieuwe bestuursopbouw van ons land. En dat brengt spreker tot enkele opmerkingen over de regeling zelf. Spreker wil de punten van kritiek wel noemen, maar niet laten uitmonden in wijzigingsvoorstellen op deze regeling, omdat dit eenvoudigweg, althans het eventuele aannemen daarvan, tot een zodanige vertraging zou leiden en bovendien een soort vermenigvuldigingseffect in het leven zou roepen, omdat andere gemeenten zich dan ook snel deze vrijheid gaan voorbehouden dat hij zich daaraan niet zou wilien wagen en daar zeker de verantwoor- deiijkheid niet van op zich zou willen nemen. Wat betreft de regeling heeft spreker in de eerste plaats nog steeds moeite met hoofdstuk 4, paragraaf 4, artikel 5, lid 2, van de regeling, hetgeen handelt over de samensteiling van de Kennemerraad. De Kennemerraad wordt samengesteld op basis van het aantal gemeenten dat deelneemt, en aan iedere gemeente wordt een aantal leden toegewezen, waarbij wel het meest in het oog springend is de 19 van de 45 plaatsen die Haarlem in de Keimemerraad zal bezetten. Maa.r daar behoeft men op zichzelf natuurlijk nog helemaal geen punt van kritiek in te zien. De moeiiijkheid vindt spreker echter in de opmerking die er op volgt. Daar staat: een en ander op zodanige wijze dat dit deel van de Kennemerraad zoveel mogelijk een afspiegeling vormt van de totaliteit van de gemeenteraden in politieke zin. En hier komt, meent spreker, onvermijdelijk de tweeslachtigheid van de regeling naar voren. Enerzijds stelt men een plaatseiijke vertegenwoordiging in, de vertegen- woordiging wordt afhankelijk gemaakt van de gemeente en de omvang van de gemeente. Anderzijds wil men tegelijkertijd ook de politieke afspie- gehng zo duidelijk mogelijk weerkaatst zien in dat geheel en dat is natuur- lijk een vraagstuk dat eigenlijk nauwelijks op te lossen is, omdat dit zou betekenen dat gemeenteraden op een manier zouden moeten gaan afvaar- digen die bepaald in strijd is met de wenselijkheid, namelijk een zo breed mogelflke vertegenwoordiging in de periode dat deze Kennemerraad nog zo duidelijk het karakter draagt van het kennismakingscollege zoals het wei genoemd is, dus het aan elkaar wennen van gemeentebesturen, en zoiang dat nog het geval is, zolang er dus nog geen verkiezingen zijn'uit- geschreyen want pas dan kan men over die samensteiling van die totaliteit gaan denken moet men eenvoudigweg in een andere zin gaan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1972 | | pagina 12