27 april 1972 168 denken. De enige oplossing die daarbij denkbaar is, is zo meent spreker, dat de rarnd van Haarlem de verantwoordelijkheid op zich neemt, gezien het feit dat zij zo'n groot aantal mensen ter beschikking heeft, om te zorgen dat, nadat de gemeentebesturen zich individueel hebben uitge- sproken hoe haar afvaardiging zal moeten zijn, om zichzelf in haar poli- tieke afvaardiging aan te passen, zodat dan die totaliteit van de gemeente- raden in politieke zin inderdaad zo veel mogelijk een politieke afspiege- ling gaat vormen. 18 is nog deelbaar door 6, 3 ook wel, maar dan komt men toch wel in de moeilijke cijfers in het menselijke vlak terecht. Daarom wil spreker dit toch wel duidelijk naar voren brengen. Haarlen) neemt in dit gewest een zeer bijzondere positie in als centrumgemeente, hij gelooft ook dat men moet onderkennen dat dit ook een heel bijzondere verantwoordelijkheid met zich meebrengt ten aanzien van het gestelde in het 2e lid van dit artikel. Om die afspiegeling zo veel mogelijk in over- eenstemming te brengen, zal de wijsheid in het centrum moeten zitten, in de centrumgemeente in dit geval, om niet te kort te doen aan de ver- tegenwoordigingen van de individuele gemeenten die vaak slechts met 3, 4, en Heemstede is dan nog in de gelukkige omstandigheid van 5 leden, daar vertegenwoordigd worden. Ben tweede punt dat spreker nog naar voren wil brengen is het feit, dat de burgemeesters in deze regeling geen stemrecht krijgen, dus uitsluitend als adviserend lid deelnemen aan de Kennemerraad. Ook hier komt duidelijk tot uitdrukking dat er toch enigszins op twee gedachten gehinkt is als men later in de verordening leest dat het gehele dagelijkse bestuur van de Kennemerraad eventueel uit adviserende leden zou kunnen bestaan. Nu kan een ieder spreker tegen- werpen dat ook de voorzitter van een raad geen stemrecht in de raad heeft, de burgemeester in dit geval, maar daar staat tegenover dat die Kennemerraad ook gesierd wordt door een voorzitter, die ook geen stem- recht heeft en spreker ziet dat eerder als de vervanger van wat de burge- meester in de plaatselijke gemeente is en dat het dagelijks bestuur, als men dan een vergelijking moet trekken, toch duidelijk is te vergelijken met de wethouders in een gemeente. Spreker blijft het een vreemde figuur vinden dat men eventueel het dagelijks bestuur van een bestuurscollege kan samenstellen uit uitsluitend adviserende leden. Hij vindt dat op zichzelf een tegenstelling in het denken, die duidelijk tot stand gekomen is doordat achteraf een artikel is ingevoerd. Hetzelfde geldt in zekere mate voor het feit dat het lidmaatschap van de gewestraad onverenigbaar is met de be- trekking van ambtenaar. Ook hier blijkt al weer duidelijk, op dit punt wordt gekozen, wordt heel sterk gekozen, voor de lokale opvatting: gewestbestuur is een lokaal be- stuur, want ten opzichte van de provincie geldt dit verbod niet. Dus hier wordt eigenlijk zo maar met een artikeltje tussendoor gekozen voor de lokale opvatting, zonder dat men het zich goed bewust is en zonder dat men eigenlijk de toekomstige structuur en de plaats van dat gewest kent en ook daarom meent spreker dat het een buitengewoon storende en hinder- lijke beperking is in de keuzemogelijkheid van de raden als men ambte- naren-lid van de raad, maar ambtenaar in een andere gemeente, niet meer kan afvaardigen. Een laatste opmerking van spreker geldt art. 40, lid 3, waarvan hij vreest dat die nog wel eens actueel zou kunnen worden. Hij heeft er geen zeker- heid over, het gaat hem om de vertegenwoordiging zolang Haarlemmer- meer geen lid zal worden van de Kennemerraad. Het valt op dat in deze regeling relatief de positie van Haarlem, terwijl er een sterke gemeente de gemeente Haarlemmermeer uit het ver- band verdwijnt, nog sterker wordt gemaakt. Men zou alleen al vanwege harmonisch bestuur dan eerder de neiging hebben om te pleiten voor een iets mindere afvaardiging inplaats van voor een relatief sterkere. Tooh

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1972 | | pagina 13