169
27 april 1972
is dat hier niet gebeurd. Spreker kan de motieven daarvan niet helemaal
goed doorzien, het bevreemdt hem wel en hij vraagt zich af of het met
artikel 40, lid 3, wel juist is zo ver te gaan in de afvaardiging van één
gemeente ten opzichte van de andere. Niettemin is sprekers fractie niet
van plan op het ogenblik met wijzigingsvoorstellen te komen. Zij wil vanuit
de fractie graag positief meewerken om te proberen de Kennemerraad
van een wellicht in aanvang kennismakingscollege om te werken naar een
actief bestuurscollege en spreker hoopt dat dit op zeer korte termijn het
geval zal kunnen zijn.
Ook de fractie van de heer Van den Briel heeft dit stuk met grote in-
stemming begroet en hij kan misschien wel zeggen destemeer, omdat hier
in deze streek van het land, Kennemerland, men begonnn is met een der-
gelijke regeling, terwijl iandelijk gezien alles nog niet in kannen en kruiken
is. Spreker dacht dat men hierdoor in staat was om voor de eigen omge-
ving een passende regeling te maken en dat men al werkende, die regeling
vermoedelijk enigszins zal moeten aanpassen aan de landelijke regeling die
komen zai, maar hij meent dat het met goede samenwerking wel mogelijk
was.
De opmerkingen van de heer De Ruiter kan spreker ten dele onder-
schrijven. Hij gelooft echter toch dat juist op dit punt een organische groei
van onderaf te prevaleren is boven een aampassen aan een meer centrale
regeling. Dit zijn allemaal zulke subtiele punten en kwesties die nauw
samenhangen met de problemen in iedere streek afzonderlijk, dat het naar
zijn mening veel beter is om deze zaak voorzichtig op de verschillende
onderdelen in ons land te laten beginnen en te zien en hopen dat de cen-
trale overheid in Den Haag bij zijn centrale regeling rekening zal houden
met de problemen en de moeilijkheden die van onderaf in deze organische
groei naar boven zullen komen.
Het is natuurlijk vanzelfsprekend dat het noodzakelijk is dat deze ge-
westelijke regeling er komt. Er zijn te veel problemen in onze omgeving,
en zoals men bemerkt in eigen gemeente, die op een hoger plan geregeld
moeten worden en waarbij men elkaar nodig heeft en waarbij men mis-
schien op een gegeven punt wel wat bakzeil moet halen en rekening moet
houden met anderen. Dat die regeling er dus komt, is juist; dat men ge-
meend heeft in de bestuurscommissie van het I.S.K., dat dit een lichte
regeling zou worden, lijkt spreker ook juist. Dat hier voorziohtig gepro-
beerd wordt tot een samenwerking te komen, geeft zijns inziens meer
reden om in de toekomst vertrouwen te hebben, dan dat men zou pro-
beren om een geheel vastliggen.de regeling op dit moment aan te nemen.
Een met veel tam-tam aangekondigde precies vastgelegde regeling waar
men allemaal ingestopt wordt en waar misschien juist door dat vastliggen
van die regeling na enige tijd blijkt, dat men zich toch niet zo thuis voelt,
en dat de oorspronkelijke neiging om mee te werken, minder zal zijn en
dat men dus een samenwerking gaat krijgen omdat dat nu eenmaal moet,
maar waarbij juist de opvatting en inzichten welke noodzakelijk zijn, gaan
ontbreken, spreker meent dat als dat zou gaan göbeuren men dan nog
veel verder van huis is, en dat dan een opleggen van die centrale rege-
ling uit Den Haag boven het hoofd hangt, waar men, zo meent spreker,
t°ch niet zo gelukkig mee moet zijn. Dus met een lichte regeling beginnen
en al werkende deze zaak proberen af te ronden, is naar sprekers mening
en ook naar mening van zijn fractie een juist begin.
En als die wil er is om iets van de regeling te maken dan zal ook, naar
sprekers mening, die regeling er uiteindelijk komen en er goed komen.
0°k sprekers fractie heeft geen behoefte aan wijzigingen. In de eerste
plaats niet omdat zij niet kan overzien wat hier nu nog precies aan ont-
breekt om in de praktijk goed werkzaam te zijn, in de tweede plaats omdat
de hele zaak al veel te lang geduurd heeft en men moet zorgen dat voor-