H
I
m
WÏÏÏÏWî
175
27 april 1972
wel verwacht dat men in het fractieberaad hierover een mening had ge-
vormd en dit ook nu naar voren had gebracht. Spreker is alsnog bereid
om deze motie in te dienen maar laat het afhangen van wat de woord-
voerders in tweede instantie hieromtrent zullen opmerken.
Ten aanzien van de inhoud van de ontwerp-regeling merkt spreker op
dat hij zich evenals de heer De Ruiter gestoten heeft aan de bepaling in
artikel 5, dat een ambtenaar van een deelnemende gemeente geen lid kan
zijn van de gewestraad. Hierover had spreker een amendement naar vo-
ren gebracht, inhoudende de bepaling om in de regeling te schrappen de
woorden: „of van een deelnemenae gemeente". Hij is namelijk van mening
dat het uitsluiten van gemeentelijke functionarissen een te vergaande be-
perking is van het lidmaatschap van de gewestraad. Van meer betekenis
echter acht spreker de beperkingen omtrent het adviserende lid. Hij ge-
looft niet, wat zojuist door een der sprekers werd verondersteld, dat de
raad nu 7 burgemeesters in het dagelijks bestuur zal kiezen, maar hij is van
mening dat het op zich reeds een verkeerde gang van zaken zou zijn wan-
neer burgemeesters, adviserend lid zijnde van de gewestraad, een zetel zou-
den krijgen in het dagelijks bestuur. In de eerste plaats behoort het zo te
zijn dat dagelijks bestuurders van een orgaan van het karakter als de
gewestraad, mensen moeten zijn die door de burgers zijn gekozen. Dat
kan dan op een getrapte wijze geschieden, want degenen die straks namens
Heemstede in de gewestraad zullen zitten, zijn gekozen door hun geestver-
wanten als lid van de gemeenteraad en niet van de gewestraad. Maar uit-
eindelijk zijn ze toch gekozen vertegenwoordigers van de bevolking. Dat
zijn de burgemeesters niet. De burgemeesters zijn van hogerhand benoemd.
Nu weet spreker wei het is ook in het seniorenconvent opgemerkt
ook de burgemeester speelt een bepaalde rol in het dagelijks bestuur van
de gemeente. De heer De Ruiter heeft er terecht op gewezen omdat dezelfde
figuur ook aanwezig is bij de gewestraad. Daar is een taurgemeester voor-
zitter van de raad. Wat dat betreft ziet spreker wel een parallel, maar hij
ziet geen parallel tussen de wethouders van een gemeente en de dagelijks
bestuurders, die toch ook een soort wethouder van de gewestraad zullen
zijn. Spreker meent dat het uit dien hoofde een nieuwe figuur zou zijn
wanneer desondanks toch burgemeesters dagelijks bestuurders van het
gewest zouden worden. Als lid van de gewestraad, want als adviserend
lid hebben zij geen stemrecht, als dagelijks bestuurder van een gewest,
zouden ze wel kunnen stemmen. Spreker vindt het op zich reeds een dwaze
situatie wanneer men om welke reden ook die burgemeesters tot advise-
rende leden heeft gepromoveerd, om te zeggen: nu mag u wel in het be-
stuur zitten en dan mag u bestuursverantwoordelijkheid dragen. En nu
is het taest mogelijk dat men met 10, 20 wetten en regelingen in de hand
kan zeggen dat het juridisch wel gaat, maar spreker acht het geen normale
situatie om eerst te zeggen dat de burgemeester ambtshalve in de raad zit,
dat hij nooit meer weg mag als raadsman, maar dat hij geen stem mag
hebben in het kapittel. Het belang van de gewestraad zal in grote mate
afhangen van de activiteit van het dagelijks bestuur, die initiatieven moet
nemen, die de zaken moet uitzoeken en controleren of iets al of niet gaat,
en dan tegen deze mensen te zeggen dat ze als lid van de raad om welke
reden dan ook niet welkom waren, maar dat hen wel de verantwoordelijk-
heid van het bestuur wordt opgedragen, is voor sprekers fractie een niet
aanvaardbaar bezwaar. Hij wil aan ook een amendement indienen om in
artikel 14, sub b, de woorden te schrappen: ,,of adviserende leden".
Spreker vraagt aan de woordvoerders van de andere fracties of zij met
hem van mening zijn dat er hier en daar punten zijn genoemd, die onaan-
vaardbaar zijn en hoe zij denken te bereiken dat deze foutieve regelingen
uit de wereld worden geholpen.
De heer De Ruiter merkt op dat de inhoud van de motie van de heer