IHW m>
27 april 1972
178
volledie lid met stem, in een college van dagelijks bestuur, dat vindt spre-
ker voorlopig een aardig voorbeeld aan ons aller gemeentewet ontleend.
Ook de ambtenarenstatus heeft de aandacht gehad. Spreker onderschrijft
de sombere woorden die de secretaris in het seniorenconvent heeft uitge-
sproken. Men praat nu nog steeds over een lichte regeling die mede ook
licht is doordat hij gebaseerd is op de wet gemeenschappelijke regehngen
en het is natuurlijk anders als een wettelijke structuur het kan althans
anders zijn, spreker heeft geen desbetreffend artikel kunnen vinden bi] het
nagaan op dit punt maar in de wet gemeenschappelijke regelingen ziet
spreker inderdaad de principiële stelling ingenomen en het plaatsen van
de ambtenaar in dienst van een van de deelnemende partners mderdaad
heel duidelijk vallen onder deze wettelijke regeling. Het anders gerichte
voorstel zou een goedkeuring van gedeputeerde staten die nodig is voor
deze regeling in de weg kunnen staan. Overigens een zeer interessant punt.
De raad weet dat dit destijds ook bij de gemeentewet heeft gespeeld ten
aanzien van de onderwijskrachten respectievelijk in openbare en bijzondere
functie werkzaam. De heer De Ruiter heeft nog een kanttekening gemaakt
ten aanzien van de positie van Haarlemmermeer, waarbij hij zich enigszms
verbaasde dat Haarlem nu versterkt is geworden bij het uittreden van Haar-
lemmermeer, maar dat er ook een andere conceptie op tafel had kunnen
liggen. Vele concepties waren mogelijk geweest. Bij een terugbrengen van
het aantal stemmen kan men natuurlijk stellen dat alle partners, die behal-
ve Haarlem, die één zetel om zeer begrijpelijke reden heeft ingeleverd, die
andere stemmen dus relatief hebben gewonnen. Wat spreker echter wezen-
lijker en veel belangrijker dan rekensommen vindt, is dat men moet vast-
stellen dat Haarlemmermeer, die op dit moment alleen heeft verklaard niet
te behoren tot groot-Amsterdam, maar daar ook geen positieve con-
clusie verder aan heeft verbonden in andere richting, voor een even-
wichtige op'bouw en ook voor een goede start van het Kennemerland, bui-
tengewoon moeilijk kan worden gemist. In navolging van de heer Van den
Briel zegt spreker dat het nauwelijks past om diep te treden in al hetgeen
Haaidemmermeer beweegt met al zijn kernen en gericht'heden, maar bij zijn
zijn nieuwjaarsrede heeft de burgemeester van die gemeente uitgesproken
dat Haarlemmermeer bijna zo veelzijdig is, dat het een soort gewest ,,an
sich" vormt en dus zal spreker ziet nog geen intergewestelijke regeling
de raad van Haarlemmermeer de verdere bestuursconclusies moeten
trekken. Andere ontwikkelingen sluiten toch een echt Kennemerland niet
uit en dan mag men met name denken aan de nieuwe situatie die nu onge-
twijfeld rondom de IJmond is ontstaan na het toch wel voor een heel lange
tijd begraven van de gedachte van een gemeentelijke herindeling. Spreker
meent dat Kennemerland toch niet ongrijpbaar is en hij zegt dat niet
op losse gronden.
De heer Van den Briel heeft uitgesproken dat hij hoopt dat ook de cen-
trale overheid rekening zal houden met de moeilijkheden op de lagere
niveau's, en hoewel hij dat niet heeft gezegd, kan spreker zich voorstallen
dat hij niet in de laatste plaats denkt aan de financiële zaken die de
levensvatbaarheid van gewesten en de draagkracht daarvan zouden kunnen
beïnvloeden. De kanttekeningen van zowel de heer De Ruiter als van de
heer Van den Briel hebben niet geleid tot moties of amendementen. Zij
hebben de aandacht gevestigd op het jammerlijke van de onzekerheid van
d© sâm.Gnstslling'.
Voor de kiezer in Kennemerland zal het straks een interessantere zaak
zijn als de Kennemerraad tot een doe-orgaan is geworden, maar ook re-
kening houdend met wat men van het gewest verwacht zal het bij een
zwaardere regeling interessanter zijn voor de kiezers om rechtstreeks te
kiezen
Ook spreker acht de positie van de raadsleden een zeer belangrijke zaa,k
straks in de Kennemerraad. Zonder enige behoefte om zelfstandigheid