179
27 april 1972
prijs te geven of bevoegdheden in te brengen, is zelfs het aangaan van een
lichte regeling niet eens als een losvaste verkering meer te kenschetsen
en spreker meent dat een sterk gefundeerd huwelijk het uitgangspunt dient
te zijn van de partners.
De heer Van Emmerik heeft gesteld dat het verlangen naar een Kenne-
merraad nu een voorlopig antwoord heeft gekregen. Inderdaad zal men
eventueel vöör 1976 moeten groeien naar een zwaarder lichaam, die de
Kennemerzaak gaat behartigen. Men heeft dus aan de ene kant de raden
de tijd willen geven om met deze regeling ervaring op te doen, nieuwe
raden ook weer de kans willen geven om er verder mee te werken, maar
het is per sé geen datum die elke nieuwigheid, of elke nieuw in te brengen
„zwaardere vorm" van samenwerking, zou dienen te blokkeren. De eer-
lijkheid gebiedt wel te zeggen dat als men denkt aan lichtere regelingen
en de tijden die daarvoor zijn gebruikt, het nu allemaal sneller zal moeten
gaan, want het is zo 1976, vooral als men denkt aan het gewennen aan
een nieuwe samenwerkingsvorm. De heer Van Emmerik heeft de wet ge-
meenschappelijke regelingen geciteerd of althans artikel 11 genoemd, waar-
t>ij hij uitsprak te 'hopen op een hantering door Gedeputeerde Staten van
dat artikel in het geval een gemeente niet bereid zou zijn op grondslag
van deze regeling bevoegdheden in te brengen. Spreker merkt op dat dit
op een ander artikel slaat; artikel 11 ziet op de oplegging van de ge-
meenschappelijke regeling zelf. Spreker ziet geen mogelijkheden in de
huidige formulering van de artikelen van de lichte regeling want dan
is men met een half zware regeling opeens bezig om andere gemeenten
te dwingen huns ondanks mee te doen aan bepaalde bevoegdhedenover-
dracht waar men niet voor voelt.
Inzake het tussentijds opzeggen van vertrouwen zegt spreker dat het
artikel als zodanig niet is geciteerd; de regelingen die van de gemeentewet
toepassing vinden, zoals dat ook in de regelingen staat, worden min of
meer limitatief aangegeven en dan kan men inderdaad stellen dat men het
tussentijds opzeggen van vertrouwen met moties van wantrouwen kan
bereiken. Spreker meent niet dat dit een artikel is dat in de praktijk erg
gemist zou worden, vooral omdat er dan geen konsekwenties aan zouden
zijn verbonden; hij meent dat beleidsuitspraken in moties van wantrouwen
daarvoor een te duidelijke taal spreken en de raad weet waar het artikel
uit de gemeentewet zijn oorsprong in heeft gevonden. De heer Van Ton-
geren ziet in de regeling de kleinst mogelijke basis om verder te werken.
Spreker zegt dat het college met de heer Van Tongeren en met de raad
van start wil gaan. Als men spreekt over gewennen dan heeft dat natuur-
lijk ook te maken met de mentaiiteit die men ten toon zal spreiden. De
regeling is een voorlopige schets, het is zeker geen tweede I.S.K. ge-
worden. Groeiende dus naar een sterkere samenwerking, maar ook geen
vacuum in de tijd dat de Kennemerraad geen commissies heeft ingesteld
die tenminste hetzelfde doel kunnen behartigen als op het ogenblik de
I.S.K.-commissies doen. Er is dus naar de mening van het college voor het
I.S.K. nog een tijdelijke taak. Ook spreker ziet 'het dagelijks bestuur van
de Kennemerraad niet uit één categorie personen of het spook van alleen
maar burgemeestervertegenwoordiging bestaan. Ook uit beleidsoverwe-
gingen zal de Kennemerraad, die volstrekt competent zal zijn, personen met
bestuurlijke ervaring kiezen om zodoende het dagelijks bestuur een ade-
quate inhoud te geven. Spreker neemt aan dat het, gezien de voorbeelden
uit de andere gewesten of gewestjes, daar een nogal gemêleerd gezelschap
zal worden, hoewel dat natuurlijk geen troost is voor diegenen die het er
moeilijk mee hebben, dat de kans zou bestaan, zelfs voor een enkele re-
presentatie van een adviseur.
De heer Brandsma is wat betreft de gemeente Haarlemmermeer nog een
stap verder gegaan door te stellen dat misschien een deel van de Haar-
lemmermeer toetreedt. Spreker acht dat niet uitgesloten, alleen kan men