27 april 1972 182 gaan innemen. Dat ziet spreker als een buitengewoon zware taak. Mis- sChien zijn er vele kandidaten, maar alleen al vanwege het feit, dat hij niet de zekerheid heeft dat er hier zo'n bestuurslid zou kunnen worden opge- bracht, zou spreker tegen dit amendement willen stemmen uit praktische overwegingen. Daar komt tenslotte nog bij dat van origine deze raad heeft gezegd dat de burgemeesters geen adviserende leden zijn, maar gewone leden. Later is op verzoek van de gemeenten Bennebroek en Haarlem, ook al weer om des tijds wille bijzonder snel, gezegd dat dit amendement dan wel aangenomen wordt, en zo is die regeling aanvullend tot stand gekomen. De konsekwentie van dit amendement komt nu wel heel bitter naar voren en men zou dus de vraag kunnen stellen dat als men nu toch een amende- ment wil indienen, men niet moet terugkomen op het feit dat de burge- meesters adviserende leden zijn. Dat zou natuurlijk net zo goed een vraag- stelling kunnen zijn als men het inderdaad vanwege het adviserend lid zijn zo bestrijdt. Maar spreker hoopt dat het aan de Kennemerraad zelf zal worden overgelaten om er voor te zorgen dat het dagelijks bestuur van de Kennemerraad niet uitsluitend uit burgemeesters en loco-burgemeesters bestaat en dat zal daar de plaats zijn om daarop toe te zien. Het vol- strekt uitschakelen van de burgemeesters op voorhand acht spreker uit hoofde van bestuur zô ongewenst dat hij ook dit amendement van de heer Brandsma niet zal steunen. De heer Van den Briel meent dat het allerbelangrijkste is dat de ge- westraad met deze regeling vooruit kan. Het enige dat men op het ogen- blik moet doen is zorgen dat de gewestraad zo spoedig mogelijk gaat func- tioneren en alles wat zou kunnen leiden tot vertraging, moet in deze omstandigheden vermeden worden. Spreker meent dat dit het uitgangspunt is van het grootste gedeelte van de raad, zeker blijkend uit de woorden van de fractievoorzitters en dat zal het richtsnoer moeten zijn. Spreker meent dat de motie van de heer Brandsma alleen maar verwar- ring kan stichten en als tweede spreker wil ook hij de woorden gebruiken die de eerste spreker naar voren heeft gebracht, namelijk dat dit een open deur intrappen zou zijn. Juist doordat hier op dit moment de regeling van de gewestraad wordt geaccepteerd, dat de raad niet alleen naar de letter van de tekst, maar ook de geest die uit deze tekst blijkt aanneemt, daar is die wil tot samenwerking aanwezig en op grond van het feit dat die wil tot samenwerking aanwezig is, lijkt spreker de motie die de heer Brandsma wil indienen volslagen overbodig. Wat betreft de amendementen en de opmerking van de heer Brandsma, dat 'hij zich niet kan voorstellen dat de raadsleden geen onjuiste of onaanveiardbare teksten in de regeling opgespoord hebben en dat zij dan toch vôor zijn, zou spreker het woord „onjuist" of ,,onaanvaardbaar" beslist niet willen overnemen; naar de mening van zijn fractie staan er bepaalde minder gelukkige artikelen in, die in de loop van de ontwikkeling van de gewestraad vermoedelijk ver- anderd worden, maar op grond van die ongelukkige artikelen is het niet zo, dat zijn fractie amendementen gaat indienen of eventueel die regeling verwerpen. De hoofdzaak is dat men op het ogenblik vooruit moet en dat men zo weinig mogelijk doet om die vooruitgang te hinderen. Om diezelfde reden tilt hij niet zwaar aan de onverenigbaarheid met bepaalde functies, men zal moeten afwachten of dat artikel er uit kan of niet. Wat de samenstelling van het dagelijks bestuur betreft, gelooft spreker dat het tijd verspillen is om te gaan praten over het geval dat de ge- westraad werkelijk 6 of 7 burgemeesters in het dagelijks bestuur zal kiezen; dat lijkt spreker zo volslagen onwaarschijnlijk, dat het eigenlijk zonde van de tijd is daar nog over te spreken. Dat gebeurt natuurlijk niet en zeker niet nadat de raden het amendement op de oorspronkelijke rege- iing aangenomen hebben, waarbij de burgemeesters als adviserend lid in de gewestraad zelf zitting hebben.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1972 | | pagina 27