81
4e afd.
29 juni 1972
In artikel 345 lid 2 vervangen door:
2. Geen woonvergunning is vereist voor:
a. een woning waarvoor een verklaring als bedoeld in artikel 28, juncto
artikel 29, is afgegeven en die sindsdien niet anders dan als wonmg îs
gebruikt;
b. een bijzonder woongebouw waarvoor een gebruiksvergunning in de
zin van de Verordening op de verblijfsgebouwen is afgegeven.
In artikel 348 Ud 1 vervangen door:
1 Een gebouw, laatstelijk niet of wederrechtelijk als woonverblijf gebe-
zigd, mag slechts als woonverblijf in gebruik worden gegeven of ge-
nomen, indien:
a het gebouw voor zover het een woning of een bijzonder woonge-
bouw betreft, niet in strijd is met de voorschriften voor wonmgen
onderscheidenlijk bijzondere woongebouwen van 'hoofdstuk 3 van deze
verordening, zulks onder inachtneming van nadere regelen, nadere
eisen en vrijstellingen;
b. het gebruik als woonverblijf niet in strijd is met een bestemmings-
plan of krachtens zodanig pian gestelde eisen.
In artikel 358a de eerste alinea van Ud 1 vervangen door:
1. Indien naar een woning of een wooneenheid centraal antenne-energie
kan worden gedistribueerd is het verboden een uitsluitend voor de wo-
ning of de wooneenheid dienende antenne buiten die woning of het
woongebouw te hebben.
Van artikel 359 het opschrift vervangen door:
Verbod tot het bewonen van een woning of wooneenheid door meer dan
het toegelaten aantal gezinnen en personen
Lid 4 vervangen door:
4. Het is verboden een wooneenheid te bewonen met een aantal personen
dat meer bedraagt dan v/4, waarin onder v wordt verstaan het aantal
vierkante meters van de vloeroppervlakte van de kamer, onderscheiden-
lijk, indien de wooneenheid twee kamers bevat, van de kleinste kamer,
met dien verstande dat dat aantal niet meer dan 8 mag bedragen.
Toevoegen een Ud 5, luidende:
5. De in het tweede en vierde Ud bedoelde vloeroppervlakte wordt ge-
meten op de wijze als bepaald in artikel 81.
Van artikel 360 de huidige tekst aanduiden als Ud 1.
Toevoegen een tweede en derde Ud luidende:
2. In een bijzonder woongebouw is het bovendien verboden slaapplaatsen
te hebben in enige ruimte die niet voldoet aan de in hoofdstuk 3, afde-
ling B, C D, gestelde eisen met betrekking tot kamers, dan wel m een
dagverblijf.
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regelen te stellen met
betrekking tot aard, plaats en afmetingen van slaapplaatsen m bij-
zondere woongebouwen.
In artikel 367 aan Ud 1 toevoegen:
d. het gebruik van vluchtwegen wordt belemmerd.